Wilhelm Steinitz 1/5

Hoewel in mijn ogen Paul Morphy de echte eerste wereldkampioen schaken was, was het toch Wilhem Steinitz die er met die titel vandoor ging. “Hoe kon dat nou gebeuren?” was een van de vragen die voor mij open bleven staan, na mijn reeks artikelen over Paul Morphy (komt snel op deze site!).

Om die vraag te beantwoorden begin ik aan deze nieuwe reeks over Steinitz. “Hé, bah, Steinitz, dat is saai en vervelend schaak!” hoor ik een aantal schakers al roepen.

En ik had daar tot voor kort ook aan meegedaan.

Maar inmiddels (na wat literatuur-studie voor deze reeks artikelen) weet ik beter. Dat zal ik ook aantonen door elk artikel over Steinitz af te sluiten met een fantastische, door hem gespeelde, partij.

Biografie

Maar laten we bij het begin beginnen:

Wilhelm (later William) Steinitz (17 Mei, 1836 – 12 Augustus, 1900) was eerst een Oostenrijkse, en later een Amerikaanse, schaakmeester. Hij was de eerste die zich, van 1886 t/m 1894, Wereld Kampioen Schaken mocht noemen.

Hij verloor die titel in 1894 aan Emanuel Lasker en ook de rematch van 1896-97 ging voor hem verloren.

Maar ik schrijf hier vooral over hem als eerste en invloedrijkste schrijver over de theorie van het schaakspel.

Statistische rating systemen plaatsen Steinitz vrij laag in de lijst der wereld-kampioenen. Dat heeft minder te maken met zijn speelsterkte en meer met zijn lange periodes zonder wedstrijdschaak. Maar als hij wel speelde, laat diezelfde statistiek zien dat hij een van de dominantste spelers in de geschiedenis van het schaakspel was. Zo was hij 32 jaar lang onverslaanbaar in matches (van 1862 tot 1894).

Wilhelm Steinitz in 1866

Stijlwisseling

In eerste instantie werkte Steinitz zich naar de top der ranglijsten met een, voor het begin van de 19e eeuw gebruikelijke, voornamelijk tactische en offerrijke, “Alles op de aanval” stijl. Maar blijkbaar zag hij in 1873 in dat een meer positionele stijl te prefereren was.

Hij voegde direct de daad bij het woord. Zijn tijdgenoten vonden dat in eerste instantie maar helemaal niks en zijn stijl werd zelfs “laf” en “saai” genoemd. Maar Steinitz volhardde en liet zien dat hij met zijn stijl partijen met een net zo verwoestende aanval kon bekronen als de oude meesters.

In diverse publicaties lichtte Steinitz zijn ideeen over het positionele spel toe en verdedigde die ideeen met verve.

Zo stelde hij: “A win by an unsound combination, however showy, fills me with artistic horror“.

Ink War

Anderen reageerden daar weer op en het debat liep af en toe zo ver uit de hand dat er grievende en krenkende, anti-semitische teksten op en neer vlogen: de “Ink War” was begonnen.

Dit verhitte debat was een van de redenen dat Steinitz zich in 1883 in Amerika vestigde, omdat daar de publieke opinie en pers meer op zijn hand was.

Pas vanaf 1890 werden zijn ideeen begrepen en geaccepteerd. Zijn opvolger als Wereldkampioen, Emanuel Lasker, gaf aan dat hij veel te danken had aan Steinitz en zijn ideeen.

Een gevolg van de “Ink War” was ook dat Steinitz werd gezien als driftig, kort aangebonden en zelfs aggressief. Recent onderzoek toont echter aan dat hij juist met veel spelers en organisaties, jarenlang, goede banden onderhield. Zo werkte hij van 1888 tot 1889 samen met het American Chess Congress, om vast te stellen onder wat voor condities toekomstige wereldkampioenschap-pen gespeeld moesten worden.

Tot zover dit eerste biografische deel, en dan nu de beloofde partij:

Steinitz – Mongredien

In het Internationale Toernooi te  London in 1862, ontving deze partij de brilliancy prize [1]. Het toernooi werd gelijktijdig gehouden met de 2e Britse Wereldtentoon-stelling en er speelden 14 schakers in het hoofd-toernooi dat duurde van 16 Juni tot 28 juni. Er werd gespeeld in de St. George’s Club, St. James’s Club en de Divan. In het toernooi werden een drietal nieuwtjes geintroduceerd: ten eerste was het een All-play-all toernooi, ten tweede was er een tijdscontrole: 24 zetten in 2 uur, waarbij de tijd werd gemeten met zandlopers en ten derde: eindigde een partij in remise, dan telde dat niet en moest er opnieuw gespeeld worden! (Een ideetje voor de huidige schaaktoernooien?).

De prijzen gingen naar Adolf Anderssen (£100), Louis Paulsen (£50), John Owen (£30), George Alcock MacDonnell (£15), Serafino Dubois (£10) and Wilhelm Steinitz (£5).

[1] Hier is wat discussie over ontstaan: bestond er wel zo iets als brilliancy prize in 1862? Andere bronnen gaan er namelijk van uit dat de brilliancy prize voor het eerst in 1876, in New York, werd uitgereikt aan de partij Bird – Mason.


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *