Mijn interesse voor Flavius Josephus is tweeledig:
- Josephus is mijn doopnaam;
- Er is een Josephus Puzzel in de wiskunde.
De puzzel dateert van het jaar 67 na Christus, toen historicus Flavius Josephus en 40 andere Joodse strijders omsingeld waren door Romeinse troepen. De groep besloot om collectief zelfmoord te plegen in plaats van zich over te geven aan de vijand.
Iedereen zou in een cirkel gaan staan. Nummer 1 van de 41 strijders zou de persoon links van hem (nummer 2) vermoorden, de volgende levende strijder (nummer 3) de man aan zijn linkerkant (nummer 4) en zo verder. Dus na het eerste moordrondje zijn alle even rangnummers weg en gaat het ‘spel’ op dezelfde voet verder, dus nummer 41 vermoordt nummer 1 (want die staat links van hem), dan nummer 3 die 5 vermoordt en zo door tot er maar één overbleef. Die persoon zou ten slotte zelfmoord plegen.
Josephus had echter geen zin om te sterven en besloot na te gaan op welke plaats hij moest gaan staan om als laatste man over te blijven. Waar moet hij gaan staan?
De prachtige Numberphile site heeft over de oplossing een mooie video gemaakt en op YouYube gezet (in het Engels).
Wie was Flavius Josephus?
Titus Flavius Josephus (37-±100), ook wel Josef ben Matitjahu (Josef, zoon van Mathias)) genoemd, was een Romeins-Joodse geschiedschrijver van priesterlijke en koninklijke afkomst. In zijn twee belangrijkste werken Oude geschiedenis van de Joden (ca. 94 na Chr.) en De Joodse oorlog (ca. 75 na Chr.) ligt het accent op de eerste eeuw na Chr., vooral op de Joodse opstand tegen de Romeinse bezetting in de periode 66-70 na Chr. die resulteerde in de vernietiging van Jeruzalem in 70.
Josephus schreef zijn werken in het Koinè-Grieks om voor een Romeins publiek de geschiedenis van de wereld vanuit Joods perspectief uit te leggen. Deze werken geven waardevol inzicht in het Jodendom in de eerste eeuw en de achtergrond van het vroege christendom. Zelf hield Josephus zich aan de wet van Mozes en geloofde in de mogelijkheid het Jodendom en het Grieks-Romeinse denken te verenigen in wat wel Hellenistisch Jodendom wordt genoemd. Hoewel hierover controverse is onder historici, lijkt Josephus als één van de eersten buiten de evangelieschrijvers Jezus en zijn titel “Christus” in zijn geschriften te hebben vermeld.
Legerleider
Aanvankelijk deed Josephus als legerleider mee in de Joodse Opstand (66-70), waarbij Jeruzalem en de Joodse Tempel verwoest werden door de Romeinen. Hij werd in een vroeg stadium van deze opstand gevangengenomen en dankt hieraan waarschijnlijk zijn overleven. In krijgsgevangenschap voorspelde hij de Romeinse bevelhebber Vespasiánus naar aanleiding van een droom dat deze keizer zou worden. Toen dat inderdaad gebeurde, verleende Vespasiánus hem gratie.
Rome
Josephus ging na de val van Jeruzalem naar Rome. Daar kreeg hij een woning en een inkomen. Als vrijgelatene van de Flavische keizers mocht hij de naam Flavius aannemen.
In Rome schreef Josephus De Joodse oorlog, een werk met als boodschap dat de ondergang van Jeruzalem en het Joodse volk de wil van God waren (en de Romeinen waren Gods instrument) en dat men het verzet tegen de Romeinen maar beter kon stoppen. Hij bleef in Rome en een kleine 20 jaar later verscheen zijn Geschiedenis van de Joden, waarin hij de geschiedenis van zijn volk beschrijft vanaf de schepping tot aan zijn eigen tijd, voor Griekse en Romeinse lezers.
Verder schreef hij nog een autobiografie: Uit mijn leven en een polemisch werk, Tegen Apion, waarin hij zekere aantijgingen tegen het Joodse volk weersprak en een uiteenzetting deed van de Joodse wet.
Voor veel Joodse tijdgenoten was Josephus een verrader die met de Romeinen collaboreerde, maar voor historici is zijn werk van onschatbare waarde om een gedetailleerd inzicht te kunnen krijgen in de gebeurtenissen in het oude Israël en het Midden-Oosten na de periode van het Oude Testament en rond het begin van de jaartelling.
Tijdperk van het Nieuwe Testament
Aangezien Josephus schrijft over de periode waarbinnen de gebeurtenissen van het Nieuwe Testament vallen, is het werk van Josephus van groot belang voor de studie van het vroege Christendom. Door het werk van Josephus is het mogelijk het Nieuwe Testament in de context te plaatsen van de geschiedenis en de gebruiken van de Joden in die periode.
In het werk van Josephus komen twee passages voor over Jezus van Nazareth. De eerste passage staat bekend als het Testimonium Flavianum.
Testimonium Flavianum
“In die tijd leefde Jezus, een wijs mens – voor zover het geoorloofd is hem een mens te noemen. Hij verrichtte namelijk wonderlijke daden en was de leraar van mensen die met vreugde de waarheid tot zich namen. Daarom had hij veel Joden en ook veel Grieken als leerlingen. Hij was immers de messias. Toen hij door Pilatus, bij wie hij door onze leiders was aangeklaagd, was veroordeeld tot het kruis, weigerden die leerlingen hun liefde voor hem op te geven, want op de derde dag was hij levend voor ze verschenen, zoals voorspeld was door de goddelijke profeten, die dit en tienduizenden andere verbazingwekkende zaken hadden voorspeld. Daarom is de naar hem “christenen” genoemde stam nog niet verdwenen.“
In deze vorm is dit eigenlijk te christelijk om door Josephus te zijn geschreven. Is het dan door een christelijke auteur “hertaald“? Daar kan tegenin gebracht worden dat de uitdrukkingen als “wijs mens”, “wonderlijke daden” en “met vreugde tot zich nemen” te typerend voor Josephus zijn en in de christelijke literatuur over de figuur Jezus vrijwel niet gebruikt worden.
Er is inmiddels, door een beroemd essay van John P. Meier1, consensus dat de waarheid in het midden ligt: Josephus schreef over Jezus, maar er zijn woorden aan toegevoegd die het verloop van de Griekse tekst verstoren. Die verstorende passages blijken uitgerekend ook de christelijkste passages te zijn. Als we ze verwijderen, blijft iets over dat soepel lopend Grieks is:
“In die tijd leefde Jezus, een wijs mens. Hij verrichtte namelijk wonderlijke daden en was de leraar van mensen die met vreugde de waarheid tot zich namen. Daarom had hij veel Joden en ook veel Grieken als leerlingen. Toen hij door Pilatus, bij wie hij door onze leiders was aangeklaagd, was veroordeeld tot het kruis, weigerden die leerlingen hun liefde voor hem op te geven. Daarom is de naar hem ‘christenen’ genoemde stam nog niet verdwenen.“
Jakobus, broer van Jezus
De tweede passage in het werk van Josephus over Jezus bericht over de hogepriester Ananos II die in het jaar 62 Jakobus liet stenigen, “de broer van de Jezus die de messias wordt genoemd”. Er is geen reden aan te nemen dat dit een christelijke toevoeging of bewerking is: een christelijke auteur zou namelijk hebben verteld dat Jakobus van een tempelmuur was geworpen, want dat is, binnen het christendom, het gebruikelijke verhaal over de gewelddadige dood van Jezus’ broer2.
1 J.P. Meier, “Jesus in Josephus. A Modest Proposal” in: The Catholic Bible Quarterly 52/1 (1990) 76-103.
2 Jona Lendering in haar blog: mainzerbeobachter.com