De Katharen

In de Magdalena trilogie van Kathleen McGowan kwam, met name in het 2e deel, het trieste lot van de Katharen in de 13e eeuw ter sprake. Ik had er wel al eerder over gehoord/gelezen, maar had me er nooit echt in verdiept. Tot onlangs…

Inleiding

De Katharen (volgens sommigen afgeleid van het Griekse Katharoi, wat ‘zuiveren’ betekent) kwamen al in de 11e eeuw naar de Languedoc in Zuid-Frankrijk en waren dualistische1, gnostische christenen. Hun leer, die stelde dat er twee tegengestelde goden bestonden, stond haaks op de leer van de middeleeuwse katholieke kerk, die stelde dat alleen God de fysieke én spirituele wereld had geschapen.

In de 13e eeuw bereikte de georganiseerde vervolging van het Kathaarse geloof een hoogtepunt: in 1209 gaf paus Innocentius III zijn pogingen om de Katharen in Zuid-Frankrijk vreedzaam te bekeren op en lanceerde in plaats daarvan de Albigenzische kruistocht om de ketters met militair geweld uit te roeien (deze Katharen werden ook wel Albigenzen genoemd, naar de stad Albi, waar een groot aantal van hen huisde en waar in 1165 het eerste Kathaarse bisdom werd opgericht).
In de daaropvolgende anderhalve eeuw werden de Katharen systematisch uitgeroeid door gedwongen bekering, inquisities en executies.

De oorsprong van de Katharen

De Katharen waren zeker niet de eerste dualistische, christelijke sekte die tijdens de middeleeuwen ontstond. Algemeen wordt aangenomen dat hun geloofsovertuigingen hun oorsprong vinden in het Byzantijnse Rijk. Met name de Bogomielen2 aldaar worden gezien als een sekte met een leer die sterk lijkt op die van de Katharen.

De Paulicianen – 7e eeuw

De vroegere christelijke sekte die bekend staat als de Paulicianen was mogelijk de oorsprong van het Kathaarse geloof, aangezien zij vrijwel zeker invloed hadden op de Bogomielen (zie iets verder).
De Paulicianen, die in de 7e eeuw in Anatolië opkwamen, waren mogelijk ook dualisten en waren vrijwel zeker adoptionisten (zij geloofden dat Christus niet als zoon van God was geboren, maar ‘geadopteerd’).
Net als de Katharen werden de Paulicianen onderdrukt en vervolgd door de Byzantijnse staat.

De Bogomielen – 10e euw

Die Bogomielen, die, volgens sommigen, hun oorsprong vinden in de leer van de Bulgaarse priester Bogomil, verwierpen de kerk en de seculiere hiërarchie ten gunste van persoonlijk geloof en religieuze kennis. Cruciaal was dat zij, net als de Katharen, ook dualisten waren en niet eens geloofden in het bouwen van kerken – in plaats daarvan geloofden zij dat het lichaam zelf heilig was en zuiverden zij het door te vasten, te zuiveren en te dansen.

In 1167 zou Nicetas, het hoofd van de Bogomielse Kerk van Constantinopel in Saint-Félix op het daar gehouden Kathaarse concilie voorzitter zijn geweest. Dat zou kunnen betekenen dat men bij de Katharen hem wellicht vanwege de ouderdom van zijn kerk een zekere superioriteit toekende.
Er is echter twijfel of dit concilie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en als gevolg daarvan is er ook twijfel aan het bezoek van Nicetas. De vertaling van de Interrogatio Iohannis in het Latijn en het gebruik daarvan bij de Katharen is het enige echte vaststaande feit van mogelijke uitwisseling tussen beide bewegingen.

Bij wetenschappers overheerst de mening dat het ontstaan van de beweging van de Katharen los gezien kan worden van de Bogomielen, maar dat enige invloed van Bogomielen richting de Katharen wel mogelijk is.

Wat de exacte oorsprong ook moge zijn, het Katharisme bereikte West-Europa in het midden van de 12e eeuw. Er ontstonden diverse lokale groepen, waaronder die in de Languedoc in Zuid-Frankrijk. Daar was de grootste concentratie van Kathaarse activiteiten te vinden.

Kathaarse geloofsbeginselen

Er bestaat geen twijfel over dat het Katharisme een christelijke ketterij was.

De Katharen noemden zichzelf namelijk ‘ware christenen’ of ‘goede christenen’ om zich te onderscheiden van de volgelingen van de officiële rooms-katholieke Kerk. Volgens hen had die de oorspronkelijke leer van de apostelen verraden. Tegelijkertijd nam het Katharisme echter wel afstand van het christelijke monotheïsme. Het ging namelijk uit van het bestaan van twee tegengestelde beginselen of principes:

  • De goede God, geïdentificeerd als de God van het Nieuwe Testament, was de schepper van de spirituele wereld,
  • terwijl de kwade God, de God van het Oude Testament, de schepper was van de fysieke wereld. Hij stond daarom bekend als Rex Mundi (‘Koning van de Wereld’) en werd soms gelijkgesteld aan Satan.

De kosmische strijd tussen deze twee goden verklaarde het bestaan van goed en kwaad in de wereld.

Dualisme

De Katharen geloofden dat de goede God tegenover de kwade God (Satan) stond, zoals licht tegenover duisternis. Aan de ene kant stond de geestelijke wereld (‘goed’), aan de andere kant de aardse wereld van materie, vlees en bederf (‘kwaad’).

Deze dualistische tegenstelling van goed en kwaad, of God en Satan, kon twee verschillende vormen aannemen. De Italiaanse Katharen gingen er van uit dat de goede God zelf zijn tegenhanger, de Satan, had geschapen. De laatste was dus aan de eerste ondergeschikt. Voor de Katharen uit de Languedoc waren beide goden juist volstrekt gelijkwaardig.

Gevallen engelen

In de Kathaarse theologie werden mensen beschouwd als gevallen engelen: hun geest was geschapen door de goed God, maar ze zaten gevangen in fysieke lichamen die waren geschapen door Rex Mundi en die dus, vanwege hun schepper, corrupt en zondig waren.

Reïncarnatie

Om zich te bevrijden van het zondige fysieke lichaam, geloofden de Katharen dat ze de tijdelijke wereld volledig moesten afzweren en zichzelf alle fysieke genoegens moesten ontzeggen. Tot deze scheiding van de wereld werd bereikt, waren menselijke geesten veroordeeld tot eeuwige reïncarnatie in aardse lichamen, omringd door zonde en ongerechtigheid.

Jesus Christus en het kruis

De leer van de Katharen over Jezus Christus verschilde ook sterk van die van de middeleeuwse katholieke kerk. Hoewel ze Christus vereerden en zijn leer volgden zoals die in de bijbel was vastgelegd, ontkenden de Katharen dat Christus fysiek had bestaan. In plaats daarvan geloofden zij dat hij in feite een engel was die een menselijke gedaante had aangenomen als een illusie, zodat hij onder de mensen kon verschijnen. Zij geloofden ook niet dat Christus was opgestaan, maar waren van mening dat zijn ‘opstanding’ in feite een symbolische weergave was van het proces van reïncarnatie.

Zij verwierpen ook het kruis als heilig symbool – voor de katharen was het niet meer dan een martelwerktuig en dus een symbool van het kwaad.

Sacramenten

De Katharen geloofden niet dat geestelijken bedoeld waren om als bemiddelaars tussen de mensheid en het goddelijke op te treden. Dit wordt gedeeltelijk gezien als een protest tegen de morele en politieke corruptie van de machtige middeleeuwse katholieke kerk in die tijd.

Als gevolg daarvan hadden de Katharen slechts één ceremoniële praktijk, bekend als Consolamentum of ‘Troost’. Bij deze ritus werd de deelnemer gedoopt tot Perfecti of ‘Perfect’, het hoogste niveau van spiritualiteit dat een levende Kathaar kon bereiken. Deze Perfecti leefden een extreem ascetisch leven, weigerden dierlijke producten te eten en bleven celibatair. Veel Katharen ondergingen de ceremonie op hun sterfbed, zodat ze slechts voor een korte periode het strenge leven van een Perfecti hoefden te leiden.

Onderdrukking vanuit de Katholieke kerk

Gedurende de tweede helft van de 12e eeuw deed de middeleeuwse katholieke kerk verschillende pogingen om de Kathaarse leer te onderdrukken en hen te bekeren tot de katholieke orthodoxie.
In 1147 stuurde paus Eugenius III een missie naar de Languedoc, maar er werd weinig vooruitgang geboekt. Soortgelijke expedities in 1178 en 1180-1 leverden evenmin veel op, wat misschien aantoont hoe diepgeworteld het Kathaarse geloof was.

Ook de kerkelijke concilies van die tijd bleken niet effectief: het Concilie van Tours in 1163 en het Derde Lateraans Concilie van 1179 konden de verspreiding van het Kathaarse geloof nauwelijks beteugelen.

Geliefd en gerespecteerd

Het is niet bekend hoeveel katharen er in Zuid-Frankrijk waren, maar ze leken zeker geliefd te zijn bij hun katholieke buren en werden geaccepteerd door de samenleving. Bisschop Fulk van Toulouse merkte op hoezeer deze ‘ketters’ door de adel van de Languedoc werden gerespecteerd.

Innocentius III, die in 1198 paus werd, was vastbesloten om een einde te maken aan de Kathaarse ketterij. Aanvankelijk deed hij dat door

  • pauselijke legaten (een gezant met speciale bevoegdheden) naar Zuid-Frankrijk te sturen,
  • een aantal bisschoppen in de regio die hij verdacht van sympathie voor de Katharen te schorsen, en
  • een nieuwe bisschop van Toulouse, de energieke Fulk, te benoemen.
Innocentius III, fresco in de abdij van San Benedetto, Subiaco, ca. 6e eeuw

Sint Dominicus

Ook grote aantallen katholieke priesters en heilige mannen, waaronder de toekomstige stichter van de dominicaner orde, Sint Dominicus, probeerden op grote schaal bekeringen te bewerkstelligen. Maar ook deze vreedzame bekeringsexpedities hadden weinig effect.
Dominicus zelf merkte de vroomheid van de ware Kathaarse gelovigen op en stelde dat alleen predikers die echte ascese en nederigheid toonden, een kans hadden om hen terug te bekeren tot de orthodoxie van de middeleeuwse katholieke kerk.

De Albigenzische kruistocht

Gefrustreerd door herhaaldelijk mislukte pogingen om de Kathaarse ketters te bekeren, besloot paus Innocentius III tot een nieuwe aanpak. In januari 1208 stuurde hij de pauselijke legaat Pierre de Castelnau naar graaf Raymond VI van Toulouse. Tijdens hun ontmoeting veroordeelde de legaat de graaf en excommuniceerde hem uit de katholieke kerk, omdat hij de verspreiding van het Katharisme zou hebben bevorderd in plaats van bestreden.
Op zijn terugreis naar Rome werd Castelnau vermoord, vermoedelijk door een ridder in dienst van graaf Raymond. Als reactie hierop gaf de woedende Innocentius zijn legaten opdracht een grootschalige kruistocht tegen de Kathaarse ketters te starten. Die kreeg later de naam Albigenzische kruistocht.

De paus deed daarvoor ook een beroep op de Franse koning Filips Augustus, die weigerde echter deel te nemen, maar hij stond enkele van zijn machtigste baronnen toe dit wel te doen, waaronder Simon de Montfort (zie voor zijn rol wat verderop).
Innocentius vaardigde ook een pauselijk decreet uit dat de kruisvaarders het recht gaf om alle landerijen van Katharen of hun aanhangers in beslag te nemen, wat zorgde voor brede steun voor de kruistocht onder de Noord-Franse edelen, die graag nieuwe gebieden wilden veroveren.

Als gevolg daarvan was het verzet van de Zuid-Franse edelen hevig – niet zo zeer omdat zij daadwerkelijk Katharen waren (daarvoor is weinig bewijs), maar de kruistocht vormde een bedreiging voor hun status, hun rijkdom, hun kastelen en hun landerijen.

Aanval op Carcassonne, Béziers en Albi

De kruisvaarderslegers trokken snel op om de Trencavels, misschien wel de machtigste edelen in de regio, aan te vallen in hun bolwerken Carcassonne, Béziers en Albi.

Onder leiding van pauselijk legaat Arnaud-Amaury was het eerste doelwit van de kruistocht de stad Béziers. Katholieke burgers van Béziers mochten de stad verlaten, maar velen kozen ervoor om te blijven en samen met de Katharen te vechten.

Wat volgde was een van de meest brute bloedbaden uit de middeleeuwen.

Toen de stad was ingenomen, hadden duizenden inwoners hun toevlucht gezocht in de kerk van St. Maria Magdalena. Volgens de Cisterciënzer abt Caesarius van Heisterbach werd Arnaud-Amaury gevraagd hoe zijn troepen de Katharen konden onderscheiden van de katholieken die zich in de kerk schuilhielden.

Sint Maria Magdalena kerk in Béziers

“De Heer zal de zijnen herkennen”

Zijn huiveringwekkende antwoord – Caedite eos. Novit enim Dominus qui sunt eius: “Doodt hen allen, de Heer zal de zijnen herkennen” – veroordeelde de burgers van Béziers tot de dood.
Naar schatting werden ongeveer 7.000 mannen, vrouwen en kinderen gedood toen de kruisvaarders de deuren van de kerk openbraken, de mensen naar buiten sleepten en hen afslachtten.

De rest van de inwoners van de stad werd uit hun huizen gesleept, gemarteld, verblind en verminkt. Arnaud-Amaury schreef aan paus Innocentius dat ongeveer 20.000 ketters met het zwaard waren gedood. Het lijkt waarschijnlijk dat deze gruwelijke daad van wreedheid bedoeld was om een voorbeeld te stellen aan de andere inwoners van de Languedoc, en hun zo tot onderwerping te dwingen.

Na Béziers werden Carcassonne en andere steden snel ingenomen door Simon de Montfort, die een groot deel van de veroverde gebieden aan de paus schonk. Hierna ontaardde de kruistocht in een langdurig conflict dat ongeveer twintig jaar duurde en gekenmerkt werd door

  • jaarlijkse zomercampagnes van de kruisvaarders tegen mogelijke ketters, en
  • in de winter verdedigden de kruisvaarders zich tegen Zuid-Franse edelen die probeerden om hun nederzettingen en kastelen te heroveren.

Dit heen en weer eindigde in 1229 met een vrede waarbij de Franse koning een groot deel van Zuid-Frankrijk terugnam van de onafhankelijke edelen.

Vernietiging van de Katharen

De kruistocht tegen de Albigenzen had het Kathaarse geloof echter niet volledig vernietigd.
In 1233 werd er een inquisitie ingesteld in diverse steden. Katharen die door inquisiteurs werden opgepakt en weigerden hun geloof af te zweren, werden ter plekke geëxecuteerd, vaak door verbranding op de brandstapel.
Er bleven nog enkele Kathaarse bolwerken over, maar deze werden in de loop van de 13e eeuw langzaam uitgeroeid.

Montségur

Een van die bolwerken was het kasteel van Montségur, dat uiteindelijk op 16 maart 1244 viel. Na de belegering ervan werden 200 Kathaarse Perfecti op de brandstapel verbrand in een symbolische massa-executie.

Chateau de Montségur, gebouwd in 1204, vernietigd in 1244

Montaillou3

Naarmate de macht van de inquisitie groeide, werden de katharen steeds meer ondergronds gedreven en gedwongen om elkaar te ontmoeten op afgelegen locaties in de bossen en bergen van de Pyreneeën.

Ook na 1250 vertoonde het Katharisme nog steeds tekenen van leven. In de bergachtige Boven-Aniége kwam het tussen 1300 en 1318 zelfs tot een bescheiden wederopleving. Een van de centra daarvan was het dorp Montaillou. Dat was deels te danken aan het militante optreden van de gebroeders Authié, twee voormalige notarissen uit Ax-les-Thermes, die zich hadden opgeworpen als heroïsche verkondigers van de Kathaarse leer.

Doch uiteindelijk slaagden de inquisitietribunalen van Carcassonne (Languedoc) en Pamiers (Ariége) er ook in om deze laatste verzetshaard uit te roeien. Door het minutieuze onderzoek van bisschop Jacques Fournier4 kwamen een paar mensen op de brandstapel terecht, een wat groter aantal werd veroordeeld tot gevangenisstraf, en nog meer mensen werden verplicht tot het dragen van gele kruisen, die op hun bovenkleding werden vastgenaaid.

Het katharisme kwam de klap die het in 1320 te incasseren kreeg nooit meer te boven. De gevangenen uit Montaillou waren de allerlaatste Katharen.


1 Dualisme is het uitgaan van het bestaan van twee tegenover of naast elkaar bestaande, tot niets anders meer te herleiden grondbeginselen. In dit verband Goed en Kwaad, Tijdelijk en Eeuwig, God en Duivel, Hemel en Aarde.

2 De beweging Bogomielen ontstond in de 10e eeuw in Bulgarije. In het Oudslavisch heeft bogomiel de betekenis van door God geliefd te vergelijken met het Griekse theofilos, (die God liefheeft). Het is mogelijk dat iemand met de naam Bogomil de stichter van de beweging is geweest. Het is echter ook mogelijk dat eerst de gelovigen zichzelf benoemden als door God geliefden en pas in een later stadium een kennelijk belangrijke leraar uit de beginperiode aangeduid ging worden met de naam Bogomil.

3 Dat we weten wat er gebeurde in Montaillou komt door het boek ‘Montaillou, een ketters dorp in de Pyreneeën 1294-1324‘ van Emmanuel Le Roy Ladurie. Dit boek bevat een uitgebreide beschrijving van het leven in het dorp rond 1300, gebaseerd op de inquisitie-dossiers van bisschop Jacques Fournier, de latere paus Benedictus XII.

4 Jacques Fournier werd al jong een Cisterciënzer monnik. Hij ging enige tijd naar het noorden en dook op aan de universiteit van Parijs, eerst als student, later als doctor. Toen hij in 1317 bisschop van Pamiers werd stond hij al bekend om zijn eruditie en zijn onbuigzaamheid. In zijn nieuwe rol viel hij al snel op door de vervolging van ketters. Hij onderhield goede relaties met de vertegenwoordigers van het graafschap Foix en van de Franse koning; hij was op dat moment een pro-Frans element in de Occitaanse5 wereld. In 1326 wenste paus Johannes xx hem geluk met de successen die hij bij zijn ketterjacht geboekt had. Die gelukwensen gingen vergezeld van een grote partij verhandelbare aflaten.

5 Occitaans, historisch ook wel langue d’oc of Provençaals genoemd, is de verzamelnaam voor een aantal nauw verwante streektalen, die gesproken worden in Zuid-Frankrijk en kleine aangrenzende gebieden in Spanje en Italië. Het volledige taalgebied van deze streektalen wordt Occitanië genoemd.
Het Occitaans behoort tot de Occitano-Romaanse talen. Het enige andere lid van deze subfamilie binnen de Gallo-Romaanse talen is het Catalaans. Het is waarschijnlijk dat deze twee talen tot in de 12e eeuw één en dezelfde waren. Vandaag bestaat het voornaamste verschil uit de schrijfwijze, waarbij men voor het Occitaans de middeleeuwse spelling aanhoudt die nog dicht tegen het Latijn aanleunt, terwijl voor het Catalaans gekozen is voor een spelling die dichter bij de uitspraak ligt.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *