Lilith

John Collier (1850-1934) was een leerling van Lourens Alma Tadema1 en vanwege zijn klassieke onderwerpskeuze en neoclassicistische stijl is hij te rekenen tot de zogeheten Victorian Olympians.

Hij creëerde het schilderij van Lilith in 1887 en beeldde haar af als een verleidelijke vrouw met een slang. In zijn schilderij focust Collier op de demonische kant van Lilith en als een symbool van seksualiteit. Qua compositie blijft, behalve Lilith, al het andere in de schaduw. Door de slang, met wie ze in harmonie leeft, wordt Lilith opgevoerd als een antithese voor Eva en als een bondgenoot van de duistere kant. Dit is haar lot in de moderne mediawereld, waar ze meestal de rol van het kwaad op zich neemt.

Lilith, door John Collier (1887)

In de oudheid

In Aramese legenden en bezweringen verschijnt de naam Lilith als een vrouwelijk demonisch figuur, mogelijk gebaseerd op Lilitu, een demonisch wezen in de Mesopotamische mythologie.
Ze werd voor het eerst vermeld in de Babylonische Talmoed in de 3e-5e eeuw.

Ze werd gezien als een demon die de mens ’s nachts achtervolgde en verantwoordelijk was voor de plotselinge dood van kinderen. Ze ontwikkelde zich in middeleeuwse joodse literatuur tot Eva’s voorganger als eerste vrouw van Adam.
In de joodse folklore werd haar rol de verpersoonlijking van de angst voor buitenechtelijke aantrekking en seks.

In de bijbelvertaling van Maarten Luther komt de naam Lilith niet voor en in de Hebreeuwse Bijbel wordt éénmaal gesproken van een Lîlît, namelijk in Jesaja 34:14. Daar wordt geprofeteerd dat Edom een woestenij zal worden waar allerlei demonen zullen wonen, waaronder Lilith.
In de verschillende versies en vertalingen van de Hebreeuwse Bijbel werd de naam Lilith echter geherinterpreteerd, dan wel verbasterd. Zo vertaalden Symmachus2 en Hiëronymus3 de naam met Lamia, een demon uit de Griekse folklore en volgens Hiëronymus een van de Erinyen4.

In na-bijbelse joodse geschriften zoals de Talmoed en in vroege christelijke geschriften staan verwijzingen naar lilin, een groep van mannelijke en vrouwelijke demonen. Lilith, een van hen, wordt beschreven als een demon met lang haar en vleugels, die ’s nachts actief is en mannen dwingt tot copulatie als die alleen in een huis slapen. In Aramese magische, exorcistische en andere teksten is geen sprake van een groep lilin, maar van een groep liliths. Ze worden nu eens weergegeven met vleugels, veren en wild puntig haar, dan weer als mannen die op vrouwen lijken en andersom.

In de middeleeuwen

Door het eerste van de twee scheppingsverslagen in Genesis (1-2) met elkaar te vergelijken en de verschillen te interpreteren, ontstond het idee dat Adam vóór Eva een gelijk geschapen vrouw had, Lilith. Als duidelijk beschreven persoon verschijnt Lilith pas in het Alfabet van Ben Sira uit de 7e of 8e eeuw.
Ben Sira beschrijft de legende dat God naast Adam een vrouw uit leem schiep, Lilith. Zij ging in op Adams voorstel om seks te bedrijven, maar ze kregen ruzie omdat ze weigerde onderop te liggen, aangezien ze (te)gelijk waren geschapen. Na de ruzie en het achterhalen van Gods onuitsprekelijke naam vluchtte ze weg naar de woestijn. Daar had ze orgies met woestijngeesten en baarde ze veel demonen. Daarop zond God drie engelen om haar terug te halen, onder het dreigement dat elke dag honderd van haar kinderen zouden sterven als ze weigerde. De engelen vonden haar bij de Rode Zee. Ze weigerde en zwoer dat ze elk mannelijk kind zou kwellen tot zijn achtste dag, en vrouwelijke kinderen tot hun twaalfde dag. Wel zou ze wegblijven zodra ze een amulet tegenkwam met daarop de namen van de engelen.

Middeleeuwse rabbijnen namen Ben Sira’s verhaal over. In Genesis 1 zou Lilith zijn geschapen, en in Genesis 2 de meer gehoorzame Eva.
Er bestonden alternatieve verhalen, ook in het christendom. In de middeleeuwen groeide het volksgeloof dat ze de grondlegger van hekserij en de grootmoeder van de duivel of de duivel zelf was. Ze zou bijvoorbeeld de slang zijn geweest die in het Paradijs Eva verleidde om van de verboden vrucht te eten. Dit begon met het kabbalistische Traktaat over de emanaties aan de linkerzijde (1265), waarin staat dat Lilith de echtgenote was van de aartsdemon Samaël en dat ze de tegenhangers waren van al het goede. Deze voorstelling werd in andere kabbalistische literatuur zoals de Zohar overgenomen. In latere kabbalistische bronnen werd de koningin van Seba met haar gelijkgesteld, net als een van de twee koninginnen uit 1 Koningen 3:16-28.

Men geloofde dat men zich tegen haar kon beschermen met spreuken en amuletten. Sinds de middeleeuwen werden zulke amuletten gepubliceerd. Zo bestond tot in de 18e eeuw de traditie om jonge moeders met pasgeboren kinderen te beschermen tegen Lilith met zo’n amulet.
Men veronderstelde dat Lilith voornamelijk ’s nachts actief was.

In de moderne tijd

Het geloof in de demon Lilith bestond tot in de 20e eeuw. Amuletten ter bescherming van bijvoorbeeld kinderen worden nog altijd gedrukt in de staat Israël.
Onder feministische invloed groeide Lilith als eerste vrouw van Adam in de jaren 1970 echter ook uit tot een voorbeeld van de vrijgevochten vrouw die niet zwichtte voor tradities en vrouwenonderdrukking. Ze vertegenwoordigt de tegenhanger van Eva, die zich wel aan patriarchale heerschappij onderwerpt. Lilith is de geleerde sterke vrouw die, in tegenstelling tot Eva, de verleidingen van de duivel weerstaat en de heerschappij van Adam, de man, tart. Sindsdien komt ze voor in de popcultuur en literatuur, en verschijnt onder andere het joods-Amerikaanse tijdschrift Lilith.


1 Lourens Alma Tadema (1836-1912), sinds 24 mei 1899 Sir Lawrence Alma-Tadema, was een Nederlands-Brits kunstschilder, die werkte volgens de academische traditie.
Hij was een van de meest gerenommeerde schilders van het laat-19e-eeuwse Groot-Brittannië. Hij viel op door een klassieke onderwerpkeuze, gladde afwerking en realistische stofuitdrukking. Hij werd beroemd door zijn historische afbeeldingen van luxe en decadentie in het Romeinse Rijk, met smachtende figuren in prachtige marmeren interieurs, afgebeeld tegen een achtergrond van een blauwe Middellandse Zee of een azuurblauwe hemel.

2 Symmachus ook wel bekend als Symmachus de Ebioniet leefde rond het einde van de 2de eeuw en was de auteur van een Oudgriekse vertaling van het Oude Testament.

3 Hiëronymus van Stridon, volledige Latijnse naam Eusebius Sophronius Hiëronymus (ca. 347–420) was een schrijver, vertaler en kluizenaar in het vroege christendom. Hij wordt in het christendom vaak ook beschouwd als een kerkleraar, kerkvader en heilige. De Rooms-Katholieke Kerk rekent hem tot de vier grote kerkvaders van het Westen. Tussen 390 en 405 maakte hij een Bijbelvertaling in het alledaagse Latijn (sermo humilis): de Vulgaat. Tijdens het Concilie van Trente (1545-1563), ruim 1100 jaar later, verklaarde de Katholieke Kerk deze vertaling tot de enige gezaghebbende tekst.

4 Erinyen zijn figuren uit de Griekse mythologie. Ze zijn wraakgodinnen, en achtervolgden en kwelden degenen die iets misdaan hadden. De Erinyen woonden in de onderwereld en kwamen op aarde als er een misdadiger met hun wraak gestraft moest worden. In het Latijn werden ze Furiae — of Dirae — genoemd (de verschrikkelijken), en in het Nederlands Furiën.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *