Poppers paradox

Al eens eerder had ik het over de paradox van Karl Popper.

Popper’s paradox stelt dat als de tolerantie van een samenleving ook opgaat voor de intoleranten, dan zal die intolerantie uiteindelijk gaan domineren, waardoor de toleranten en hun tolerantie worden geëlimineerd. Dus moet de samenleving, om een ​​tolerante samenleving te blijven, het recht hebben om intolerant te zijn ten opzichte van intolerantie. Ik heb het idee dat dit nu nog actueler is dan in 1945, toen het boek gepubliceerd werd.

Karl Popper

De open samenleving en haar vijanden

Popper formuleerde het zo in zijn boek De Open Samenleving en Haar Vijanden : “Als we ongelimiteerd tolerant zijn, zelfs jegens hen die zelf intolerant zijn, als we niet bereid zijn een tolerante samenleving te verdedigen tegen de aanvallen van de intolerante medemens, dan zal de tolerante mens te gronde gaan, en met hem de tolerantie.”

Met andere woorden: “Wanneer we als democratische samenleving geconfronteerd worden met intolerantie – en dat uit zich bij voorbeeld in het afwijzen van rationele argumenten ten voordele van doctrinaire slogans – dan heeft die democratische samenleving het recht, zelfs de plicht, om zich daar tegenover intolerant op te stellen. Doet ze dat niet, dan is ze tot de ondergang gedoemd.”

In het boek behandelt Popper drie filosofen wier ideeën hij gevaarlijk achtte voor de open samenleving en de (liberale) democratie, namelijk PlatoHegel en Marx. Volgens de Britse krant The Times is het ‘een van de belangrijkste boeken van de eeuw’ en Bertrand Russell noemde het ‘een werk van het allergrootste belang, dat gelezen moet worden vanwege de meesterlijke kritiek op de vijanden van de democratie van vroeger en nu’.

Intolerante tolerantie

Intolerant zijn ten opzichte van intolerantie is echter een lastige zaak, omdat het een stevig optreden tegen intolerantie vraagt. En de intoleranten zien dit vaak als een vorm van discriminatie of een of andere fobie.
Om dit probleem te omzeilen gaan de toleranten optreden tegen intolerantie met rationele argumenten. Dit is allemaal goed en wel in theorie, maar is moeilijk in de praktijk, omdat de intoleranten over het algemeen niet zo openstaan ​​voor rationele (tegen-)argumenten.

Het idee dat intolerantie automatisch zal verwateren naarmate gemeenschappen integreren, is de afgelopen decennia behoorlijk onterecht gebleken. Dit kan iedereen voor zichzelf vaststellen, want daarvoor is het volgen van het nieuws al voldoende.
Als dus de tijd niet in het voordeel van de tolerante maatschappij werkt, moet er ingegrepen worden.
Ten eerste moeten we definiëren voor welke intolerantie we, als toleranten, intolerant moeten zijn. Wat wij als intolerantie beschouwen, hangt af van waar het Overton Window1 zich momenteel bevindt.

Wat nu als intolerantie wordt beschouwd (bijvoorbeeld homofobie), zou honderd jaar geleden niet als intolerantie zijn beschouwd. De definitie brengt derhalve zijn eigen problemen met zich mee.
In wezen weten politici niet wat ze moeten doen zonder zichzelf bloot te stellen aan de kritiek van links over mogelijke discriminatie of van rechts over beperking van individuele vrijheid. Daarom proberen de politici niet echt de problemen aan te pakken die door intolerantie worden opgeworpen.

Het gevaar hiervan is dat de intoleranten – aan beide kanten – het ontbreken van die aanpak zien als zwakte of verraad en dienovereenkomstig handelen met alle gevolgen van dien. Het idee van tolerantie moet rigoureus en universeel worden ingeprent, en dit vraagt om openlijke kritiek op elke religie of politieke overtuiging die intolerantie predikt en praktiseert. En dat creëert ook weer een lastig probleem, want mensen moeten dan leren om zelf na te denken over dingen en niet blindelings religieuze of politieke leiders volgen.

De vrijheid van meningsuiting blijft in dit verband een lastige. Zoals wijlen Christopher Hitchens2 zei: “Degenen die vastbesloten zijn om ‘beledigd’ te zijn, zullen ergens wel een provocatie ontdekken. We kunnen ons onmogelijk genoeg aanpassen om alle fanatici tevreden te stellen. Als iemand me vertelt dat ik hun gevoelens heb gekwetst, zeg ik: “Ik wacht nog steeds op wat je punt is.


1 Overton Window, ook wel het Raam van Overton, is het spectrum van gedachtegoed dat het grote publiek accepteert. Het concept is genoemd naar de bedenker ervan, Joseph P. Overton (1960–2003), de voormalige vicepresident van het Mackinac Center for Public Policy, die beschreef dat gedachtegoed voornamelijk wordt geaccepteerd wanneer het binnen een bepaald venster paste.
Volgens Overton bevat het venster gedachtegoed dat als politiek acceptabel/correct wordt beschouwd binnen het geldende klimaat van de publieke opinie en dat een politicus kan verwoorden zonder te extreem te lijken in diens streven om een politieke functie te winnen of behouden.

2 Christopher Hitchens (1949-2011) was een journalist. Zijn uitspraak “What can be asserted without evidence can also be dismissed without evidence” (wat kan worden beweerd zonder bewijs, kan ook worden verworpen zonder bewijs) is bekend geworden als Hitchens’ razor (Hitchens’ scheermes).

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *