Het debat tussen Albert Einstein en Henri Bergson over het concept van tijd is een van de beroemdste filosofische en wetenschappelijke discussies van de 20e eeuw. Dit debat vond plaats in 1922 en had diepgaande implicaties voor zowel de natuurkunde als de filosofie.
Op die avond van 6 april 1922, tijdens een lezing in Parijs, botsten de filosoof Henri Bergson en de natuurkundige Albert Einstein over de aard van de tijd in een van de grote intellectuele debatten van de 20e eeuw. Einstein, toen 43 jaar oud, was uit Berlijn gehaald om bij de Société Française de Philosophie te spreken over zijn relativiteitstheorie, die de wereld had geboeid en geschokt. Voor de Duitse natuurkundige was de tijd gemeten door klokken niet langer absoluut: zijn werk toonde aan dat gelijktijdige gebeurtenissen gelijktijdig waren in slechts één referentiekader. Als gevolg daarvan had hij, volgens een redactioneel artikel in de New York Times, ‘ruimte en tijd vernietigd’ – en was hij een internationale beroemdheid geworden. Vanaf het moment dat hij in Parijs aankwam, werd hij door fotografen achtervolgd. De collegezaal zat die avond in april bomvol.
Achtergrond van het Debat
Albert Einstein had met zijn speciale en algemene relativiteitstheorieën laten zien dat tijd relatief is en afhankelijk van de snelheid van de waarnemer en de zwaartekracht. Volgens Einstein is tijd een fysiek verschijnsel dat objectief kan worden gemeten, los van menselijke subjectieve ervaringen. Voor hem was tijd dus een kwantitatieve, wiskundige grootheid die vaststaat in natuurwetten.
Henri Bergson, daarentegen, was een Franse filosoof die tijd zag als een fundamenteel subjectieve ervaring. In zijn boek “Time and Free Will” beschreef Bergson het verschil tussen “wetenschappelijke tijd” en “duree” (frans voor duur, verstrijken): de eerste is meetbaar en objectief, terwijl de laatste de menselijke ervaring van tijd omvat, zoals die doorleefd wordt. Hij vond dat wetenschap het concept van tijd niet volledig kon verklaren zonder ook rekening te houden met de innerlijke, subjectieve ervaring van tijd.
Het Centrale Punt van het Debat
Bergson begon die avond met het uitspreken van zijn bewondering voor Einsteins werk – hij had geen bezwaar tegen de meeste ideeën van de natuurkundige. Bergson nam het echter op tegen de filosofische betekenis van Einsteins concepten en hij drong er bij de natuurkundige op aan dat de geleefde ervaring van tijd belangrijk was en dat deze ervaring over het hoofd was gezien in de relativiteitstheorie.
Hoewel Einstein gedwongen werd om Frans te spreken, een taal die hij slecht beheerste, had hij maar een minuut nodig om te reageren. Hij vatte zijn begrip van wat Bergson had gezegd samen en wuifde de ideeën van de filosoof weg als irrelevant voor de natuurkunde. Einstein geloofde dat de wetenschap de autoriteit was op het gebied van objectieve tijd en dat de filosofie geen voorrecht had om zich ermee te bemoeien. Om zijn weerlegging af te sluiten, verklaarde hij: ‘Er is geen tijd van de filosoof; er is alleen een psychologische tijd die verschilt van de tijd van de natuurkundige.’
Bergson was het daar niet mee eens en stelde dat tijd meer is dan alleen een fysische grootheid. Hij betoogde dat Einsteins opvatting over tijd incompleet was, omdat deze geen rekening hield met de subjectieve aspecten van tijd zoals die door mensen wordt beleefd.
Volgens Bergson kan wetenschappelijke tijd geen rekening houden met de rijke, innerlijke ervaring van het “verstrijken van tijd,” iets wat volgens hem essentieel is voor het menselijk bestaan.
Implicaties en Invloed
Het debat had verstrekkende gevolgen. Bergson’s ideeën vonden weerklank in filosofische kringen en inspireerden denkers zoals Gilles Deleuze, terwijl Einsteins opvatting de weg vrijmaakte voor de moderne natuurkunde en technologie. Ook filosofen zoals Martin Heidegger en Maurice Merleau-Ponty onderzochten later de rol van subjectieve tijdservaring, geïnspireerd door Bergson.
Het debat toont ook de spanning tussen wetenschap en filosofie in de benadering van abstracte concepten zoals tijd. Einstein bleef zijn hele leven vasthouden aan een strikt objectieve kijk op tijd, terwijl Bergson’s ideeën het belang onderstrepen van de menselijke ervaring in het begrip van tijd.