Tijd kan niet bestaan

Voor de 70e verjaardag van Albert Einstein, gaf zijn vriend en wandelgenoot Kurt Gödel de natuurkundige een ongewoon geschenk: het wiskundig bewijs, geworteld in Einsteins eigen relativiteitstheorie, dat tijd niet kon bestaan (Gödels vrouw had voor Einstein een verjaardagstrui gebreid, maar besloot die niet te geven). Het cadeau van Gödel was een 20e-eeuwse variant van een metafysische conclusie waartoe bepaalde filosofen al eerder waren gekomen: een van de meest intuïtief voor de hand liggende aspecten van onze ervaring, de tijd zelf, zou wel eens een logische onmogelijkheid kunnen zijn.

De oude Grieken hadden hun versies van dat argument, net als een groot aantal grote boeddhistische filosofen. Onder hen Nāgārjuna, die in het derde-eeuwse India schreef, maar ook de 13e-eeuwse zendichter Dōgen en de 14e-eeuwse Tibetaanse geleerde-yogi Longchenpa.

Nagarjuna

In de westerse filosofie raakte Immanuel Kant de kwestie aan, en in 1908 legde J.M.E. Mc Taggart zijn kaarten op tafel met The Unreality of Time.

Sindsdien zijn er talloze filosofen, logici en natuurkundigen geweest die met het probleem tijd worstelden. Zoals Julien Barbour, die The End of Time schreef en Carlo Rovelli, die de filosofie van de al genoemde Nāgārjuna nuttig vond voor zijn eigen tijdloze kwantumzwaartekracht.

Tijd is niet voor iedereen hezelfde

Het lijkt onwaarschijnlijk”, schrijft Kristie Miller, mededirecteur van het Centre for Time aan de Universiteit van Sydney, “dat wanneer McTaggart, Gödel, Barbour en Dzogchen-beoefenaars zeggen dat er geen tijd is, ze het zelfde ding ontkennen.”

Om het landschap van tijd en niet-tijd te helpen begrijpen, schreef Miller ‘A Taxonomy of Views about Time in Buddhist and Western Philosophy‘, een boekhoofdstuk dat geduldig ontrafelt en verduidelijkt wat welke filosofen hebben betoogd over wat voor soort tijd wel of niet doet bestaat.

De hardnekkige benadering van Tijd

Miller begint met wat zij beschouwt als de meest ‘hardnekkige’ en veeleisende reeks mogelijke vereisten. De hardnekkige benadering stelt dat tijd alleen kan bestaan als:

  • hij asymmetrisch stroomt (vooruitgaan en achteruitgaan in de tijd moet fundamenteel verschillend zijn), en
  • moet kunnen worden beschreven in termen van objectief verleden, heden en toekomst die niet kunnen worden teruggebracht tot een reeks relationele verklaringen (dat het ene gebeurde voor, tijdens of na het andere).

Niet elke tijdsfilosoof is van mening dat al deze kenmerken nodig zijn om tijd te laten bestaan: Miller groepeert velen in ‘middenweg’-benaderingen, die zeggen dat hoewel tijd een asymmetrische stroom moet hebben waarin oorzaken altijd of bijna altijd aan hun gevolgen voorafgaan, het is goed als je de voortgang alleen relationeel kunt beschrijven.

De niet-veeleisende benadering van Tijd

Ten slotte zijn er wat Miller ‘niet veeleisende’ definities van tijd noemt, die stellen dat tijd alleen een relationele beschrijving vereist. Zelfs bij deze lage lat beweren sommige filosofen nog steeds dat er geen tijd kan zijn.

Voor Miller kunnen filosofen die zich inzetten voor elk niveau van vereisten vervolgens worden aangeduid als

  • “realisten” die zeggen dat de tijd zoals we die waarnemen in staat is om aan die reeks vereisten te voldoen, of
  • “fouttheoretici” die zeggen dat tijd daarin tekortschiet.

Waar je op uitloopt is een matrix van zes categorieën waarin je verschillende tijdsfilosofieën kunt plaatsen. Ze haalt voorbeelden aan van boeddhistische en westerse denkers wier ideeën in elke categorie terechtkomen.

Kurt Gödel (1906=1978)

In de taxonomie van Miller is

  • Gödel een hardnekkige foutentheoreticus, die zegt dat tijd objectief en asymmetrisch zou moeten zijn (maar dat is het niet);
  • Longchenpa een hardnekkige realist, die vier smaken van tijd onderscheidt (opgehouden, niet-dralend, nog-niet-komend en tijdloos) en voor wie tijd logischerwijs kan bestaan;
  • Nāgārjuna moeilijker vast te pinnen: volgens de één verwerpt hij hardnekkige opvattingen over tijd, voor de ander lijkt hij een niet veeleisende foutentheoreticus, die zegt dat alle voorstellen voor de aard van tijd afhangen van het feit of er ultieme waarheden zijn – die niet bestaan.

Tijd mag dan misschien een illusie zijn, maar je moet nog steeds niet te laat op een afspraak verschijnen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *