Schliemann-Jänisch 1/9

Onderstaande tekst schreef ik 1994, dus nog vóór Internet (Email) en effectieve schaaksoftware.
Er zullen nog meer afleveringen volgen, zodat mijn vorderingen van toentertijd te volgen zijn.
Ik hanteerde toen de term “kaartschaak” voor het schaken per correspondentie(-kaart):

Briefkaart gehanteerd bij het Correspondentieschaak

In Maart ’94 werd ik verrast door een brief van het ‘Centralkontoret for ICCF Tematurneringer‘ waarin mij werd medegedeeld dat ik was doorgedrongen tot de halve finale van het thematoernooi ‘Schliemann-Jänisch‘ (ECO code C63).

Toen realiseerde ik me weer dat ik in 1991 had meegedaan aan de voorrondes van dat toernooi, maar ik kon mij niet meer herinneren dat ik dusdanig goed ge’kaartschaakt’ had dat ik eerste zou zijn geworden in mijn groep.
Je raakt, zodra je bent uitgespeeld, het zicht op de rangschikking in zo’n groep kwijt doordat op dat moment nog (veel) partijen bezig kunnen zijn. Dat was hier ook het geval: pas een jaar nadat ik mijn laatste zet had verstuurd eindigde de laatste partij in mijn groep.

Toen ik de brief nogmaals doorlas drong het tot me door dat ik feitelijk zou gaan spelen in de halve finale van het wereldkampioenschap ‘Schliemann-Jänisch‘. Koortsachtig ging ik aan de slag met het speurwerk naar de laatste nieuwtjes in deze woeste variant.

Wat is dat nou, zo’n thematoernooi? Eigenlijk is het een gewoon kaartschaaktoernooi waar bij je tegen alle andere spelers in je groep tegelijkertijd een partij met wit en een met zwart speelt. Het verschil zit hem in het feit dat je niet vanuit de normale beginopstelling gaat spelen, maar vanuit een stelling die ontstaat na enige zetten theorie.

In dit geval waren dat de eerste zeven zetten van de ‘Schliemann-Jänisch‘ variant van het Spaans en die gaan als volgt :

1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Lb5 f5 4.Pc3 fe4 5.Pe4 d5 6.Pe5 de4 7.Pc6...

Waarna de volgende stelling is bereikt en daarmee de beginstelling van het toernooi:

De zet 3..f5 in het Spaans werd voor het eerst geanalyseerd en gepubliceerd door de Fin Carl Jänisch in 1847 in het Franse tijdschrift Le Palamede. Hij schreef : ‘Dit tegengambiet is nog door geen auteur genoemd, noch ooit gespeeld. Het is een zeer interessante mogelijkheid voor zwart, die in vele varianten voortreffelijke tegenkansen krijgt.

Carl Jänisch (1813-1872)

Dat de naam Schliemann ook aan deze variant verbonden is, is eigenlijk onjuist omdat deze ..f5 slechts speelde na 1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Lb5 Lc5 4.0-0… (en dat is het Cordelgambiet!). Misschien is het gebeurd omdat beide spelers in 1872 overleden.

De variant werd pas in het begin van deze eeuw serieus genomen toen wereldkampioen Lasker enige analyses publiceerde en Marshall de variant speelde in zijn match tegen Capablanca. De Belgische meester Josef Boey speelde het gambiet dikwijls, ook in het wereldkampioenschap correspondentieschaak en schreef er een boek over.

De variant werd m.n. populair onder kaartschakers toen de theorie van het Spaans zo ver gevorderd was dat negen van de tien e4/e5 partijen voor zwart een ‘Spaanse kwelling‘ werden.

De huidige theoretische stand van zaken rond deze variant geeft m.i. nog geen eenduidig oordeel over de speelbaarheid ervan. Wellicht dat de toekomstige wereldkampioen ‘Schliemann-Jänisch‘ hier een gefundeerde uitspraak over kan doen.

De halve finalegroep waar ik nu in speel is al een tijdje onderweg en er zijn al een redelijk aantal partijen beslist. Er speelt echter ook iemand uit St. Petersburg mee en de post van en naar Rusland lijkt met de maand trager te gaan. Het zal dus nog wel even duren voordat alle partijen uitgespeeld zijn.

Wat voor partijen komen er nu voort uit zo’n woeste beginstelling (zie diagram hierboven)?

To zover de tekst uit 1994. Ik kan er nu nog het volgende aan toevoegen: recentelijk heeft Radjabov de variant aan zijn repertoire toegevoegd. En sindsdien hebben ook Sokolov, Aronian, Zvjaginsev, Khalifman, Ivanchuk en zelfs Magnus Carlsen (tegen Anand) de opening gespeeld!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *