Dragoljub Velimirović

Dit zijn enkele voorbeelden van mijn bijdragen aan De Balans, het clubblad van de Utrechtse schaakvereniging UCS De Rode Loper in het seizoen 2020-2021.

Uitgedaagd door Marcel Schouten (en Henk Dissel) schrijf ik dit stukje over een fameuze (toen Joegoslavische) Servische schaker en wel (in het Servisch Cyrillisch): Драгољуб Велимировић.

Hij werd geboren op 12 Mei 1942 in Valjevo en stierf op 22 Mei 2014. Toen hij 7 jaar oud was vond zijn moeder, Jovanka Velimirović, het tijd dat hij schaken leerde. Zijzelf was voor de 2e Wereldoorlog een van de beste Joegoslavische schaaksters.

Pas op zijn dertigste kreeg hij van de FIDE de Internationale Meester titel en een jaar later de Grootmeester-titel. Hij won die titels door in die periode driemaal kampioen van Joegoslavië te worden.

Dragoljub Velimirović (1942-2014)

Kandidatentoernooi Rio de Janeiro

In de toenmalige Wereld Kampioenschap cycli wist hij zich driemaal voor een Interzonaal Toernooi te plaatsen (Rio de Janeiro 1979, Moscow 1982 en Szirák 1987), maar bereikte nooit de Kandidaten matches. De ouderen onder ons herinneren vast nog wel de zinderende partij (of liever eindspel): Timman – Velimirović. Timman was het toernooi slecht gestart, maar het herstel zette op tijd in en hij bleef kansen houden op een plaats in de Kandidaten Matches. Cruciaal was zijn partij tegen Velimirović. Die was al een keer afgebroken na zet 44 in een, waarschijnlijk, gewonnen stelling voor Timman.

In die tijd sleepte je een afgebroken partij nog een aantal ronden met je mee. De partij zou nog tweemaal afgebroken worden voordat de beslissing viel op de 103e zet.

Dit was de stelling na zwarts 77ste zet tijdens de 3e voortzetting:

Timman- Velimirović, Rio de Janeiro 1979

Er waren toen nog geen Tablebases en moest je je eindspel wijsheid halen bij de autoriteit in die jaren, André Chéron, de schrijver van een eindspelencyclopedie. Daarin kwam deze positie ook voor, en werd beoordeeld als gewonnen voor wit. Maar dat is in de praktijk, met de 50 zetten remise regel, onmogelijk, aldus Chéron. In de partij was de laatste slagzet op de 64ste zet, dus van die 50 zetten had Timman er al 13 verbruikt.

Jan Hein Donner in de Volkskrant

Het Nederlandse schaakpubliek leefde intens mee, gevoed door de journalistiek van Jan Hein Donner in de Volkskrant.

Die schreef 5 artikelen over de partij: de eerste op 4 oktober bij de eerste keer dat de partij werd afgebroken en de laatste op 20 oktober, na afloop van de partij.

Hij ging in een van zijn bijdragen uitgebreid in op de methode van Chéron om de stelling te winnen, en kwam daarin tot de conclusie dat Timman de pion op a3 pas op zet 128 kon veroveren, terwijl hij dat op zet 114 moet doen om geen slachtoffer te worden van de remise door 50 zetten regel. Dit stimuleerde menig Nederlandse amateurschaker tot een studie van het eindspel en tot suggesties om de methode Chéron te verbeteren. Maar Timman en zijn secondant, Ulf Andersson, hadden ook een snellere methode gevonden.

En daarbij speelde Velimirović niet steeds het beste en verloor voordat hij remise na 50 zetten kon claimen.

(Hieronder (na de partij) geef ik een deel van de column van Herman Grooten over dit eindspel op schaaksite.nl).

Houwdegen

Als eindspelkunstenaar zal Velimirović niet herinnerd worden. Hij was een “houwdegen” pur sang en zag in een flits alle offer moge-lijkheden in een stelling.

Jan Hein Donner omschreef hem eens als: “De persoon van Velimirović is van een klein gebouwde, fretachtige verschijning. Hij heeft de blik van een jacht-luipaard in de ogen en zijn korte rukken in het achterhoofd en de onderkant van de nek, waar deze in de schouders overgaat, zijn tics die een allesverwoestende agressiviteit verraden.”

Velimirović Attack

In de theorie van schaakopeningen blijft zijn naam verbonden aan een scherpe opstelling voor wit in het Siciliaans, de zogenaamde Velimirović Attack, die ontstaat na de zetten: 1.e4 c5 2.Pf3 d6 3.d4 cxd4 4.Pxd4 Pf6 5.Pc3 Pc6 6.Lc4 e6 7.Le3 Le7 8.De2... om te vervolgen met 9.0-0-0. Het lijkt een beetje op de Yugoslav Attack in de Siciliaanse Draak, maar is minder riskant omdat de zwarte loper niet op de lange diagonaal staat. Tenslotte een partij van hem tegen zijn landgenoot Ljubojevic in het Joegoslavisch Kampioenschap van 1972, waarin op vergelijkbare wijze van leer getrokken wordt als in zijn eigen Velimirović Attack:

Timman – Velimirović eindspel

Onderstaande is ontleend aan een artikle dat Herman Grooten schreef voor de schaaksite.

Timman- Velimirović, Rio de Janeiro 1979

Dit was de stand waarin deze partij afgebroken werd. Donner in de Volkskrant:
Deze stelling werd door collega Andriessen veel te optimistisch beoordeeld. Inderdaad is de stelling gewonnen, maar tegen de beste verdediging zal winst nooit binnen de vijftig zetten te bereiken zijn. Dit eindspel is een unicum. In de toernooipraktijk is het nog nooit voorgekomen, maar het werd in 1948 ontdekt door de theoreticus Chéron uit Zwitserland. Hij toonde aan dat wij hier met een derde geval te maken hebben dat een winstvoering meer dan vijftig zetten zonder slag- of pionzet vergt.
De andere twee zijn, zoals bekend, sommige stellingen met de constellatie K+2pP – K+pi en K+T+L – K+T.
Van het onderhavige eindspel kon ik in mijn eindspelboek nog zeggen, dat het een uitbreiding van de ’50-zetten’-regel niet rechtvaardigde, omdat het nog nooit in de praktijk was voorgekomen. Nu dan dus wel!
De afgebroken stand van Timman tegen Velimirovic is identiek bij Chéron te vinden. Deze geeft daarbij aan dat wit de zwarte pion geforceerd wint in 51 zetten. Aangezien de laatste slagzet van Timman voorviel op de 64ste zet, heeft hij reeds veertien zetten verbruikt en er nu nog 36 over. Tegen een perfecte verdediging zal hij dus niet meer kunnen winnen. Dat zou wel het toppunt zijn van ellende, die een schaker in het toernooi kan overkomen!” Tot zover Donner.

Table-bases

Ik geef vanaf dit moment alle zetten van Timman een uitroepteken als het volgens de tablebase de snelste weg naar de winst is.

Dat ook Velimirović uitstekend verdedigde blijkt ook mijn aantekeningen. De partij verliep verder als volgt:

78. Ke7! Kh7 79. Tg3! Kh6 80. Kd6! Kh5 81. Kc5! Kh4 82. Tg8! Le5 83. Kd5 83. Kc4! 83… Lb2 84. Kc4 Lf6
Tot hier heeft Velimirović zich optimaal verdedigd. Nu had 84…Le5! twee zetten langer geduurd.

Timman- Velimirović, na de 84ste zet

85. Tg6! Lg5! Wederom goed gevonden. 86. Kd3 86. Kd5! 86… Lc1 87. Ke4! Lb2 87… Kh5 had de executie met een zet uitgesteld. 88. Kf5 88. Kf4 was mat in 36, de tekstzet in 38. 88… Kh5 89. Td6 Kh4 Velimirović lijkt het eindspel met bijna dodelijke precisie te kunnen verdedigen. 90. Td3! Lc1 Het is ongelooflijk dat hij opnieuw de enige zet vindt die het winst-proces danig vertraagt. 91. Tc3 91. Td1 verdiende de voorkeur, maar het maakt niet zo heel veel uit. 91… Lb2 92. Te3! Lc1 93. Te1! Ook Timman laat zich niet onbetuigd. Hij pakt nu ook weer de snelste weg naar de winst. 93… Ld2

Timman- Velimirović, na de 93ste zet

De loper moet zo lang mogelijk op deze diagonaal blijven omdat hij veld f4 moet controleren.
94. Th1+! Kg3 95. Td1! Lb4 De loper is nu aan de andere kant van de diagonaal terecht gekomen en dat was de bedoeling van wits manoeuvres. 96. Td3+! Dit is het tweede aspect van de winstvoering. De zwarte koning wordt naar ‘onderen’ gedrongen. 96… Kf2 97. Ke4 Ke2 98. Kd4 Lc5+ 99. Kc4 Le7 Volgens de tablebases een lichte onnauw-keurigheid: 99… Lf8 zou het einde een zet langer uitstellen. 100. Th3! Weer de beste zet! 100… Ld6 En deze ook! 101. Kb3 Lf8 102. Th8! Ld6 103. Ta8 1-0

Timman- Velimirović, slotstelling

Nagenoeg perfect gespeeld

Hier gaf Velimirović zich gewonnen. Op wits volgende zet valt pion a3 en dat bevrijdt wit van de 50-zetten-regel. Als Timman dan inderdaad de partij gewonnen heeft schrijft Donner: “Timman heeft zijn unieke eindspel tegen Velimirović toch nog tot winst weten te voeren. En achter-af gezien volkomen terecht! Natuurlijk was ook Velimirović in het bezit van Chérons standaard-werk – en anders zullen de Russen hem zeker snel van een exemplaar hebben voorzien – maar het door-gronden van zo’n eindspel is nog iets anders dan er luchtigjes kennis van te nemen. De Joegoslavische groot-meester is er de man ook niet naar, hij mist het geduld om zoiets tot in de laatste details uit te analyseren. Het werd na de hervatting van de partij duidelijk dat hij niet begreep waar het in dit eindspel nu eigenlijk om gaat. Timman strooide hem zand in de ogen met een schijnmanoeuvre, wist daardoor vele tempi te winnen, de winstprocedure dusdoende aanzienlijk te versnellen en nog lang voor de fatale 114de zet kon hij ten slotte de zwarte pion van het bord nemen.”

Eigenlijk moeten we Donner vermanend toespreken.

In zijn perceptie was de Joegoslaaf een speler die het eindspel niet onder de knie had. Maar nu we de table-bases hebben, blijkt de naakte waarheid. Velimirović heeft op een paar momenten na, vrijwel optimaal verdedigd. We mogen er ook aan toe-voegen dat Timman het eindspel fantastisch heeft behandeld! En natuurlijk verdient ook Chéron die al in 1949 hiermee bezig was ook de nodige credits. Zijn eindspelvoering heb ik overigens niet gecheckt met de databank.

Als Timman zich net niet weet te plaatsen voor het kandidatentoernooi, schrijft Donner een legendarisch geworden artikel getiteld “Wat een fiasco! Wat een succes!” Het eerste deel van deze kop slaat natuurlijk op het feit dat Timman zich ondanks goede perspectieven niet weet te plaatsen. Het tweede gedeelte ging over de geweldige storm van publiciteit die Timman had gegeneerd met zijn toernooi. Nederland was bevangen door een soort schaakkoorts die zijn weerga niet kende.

Donner vs Volkskrantlezer

Misschien nog wel het meest hilarisch is als Donner het volgende schrijft:

Zeker vijftig maal ben ik opgebeld door mensen die meenden een snelle winst gevonden te hebben en vaak werd ik daarbij gesommeerd onmiddellijk Rio de Janeiro te bellen om Timman van hun ‘vondst’ op de hoogte te stellen. Het toernooi was al afgelopen, toen ik de week daarop nog werd opgebeld door een man, die duidelijk de wanhoop ten prooi was. Hij had ontdekt dat het toch remise was! ‘Iedereen vergist zich, meneer Donner, ze zien iets over het hoofd. Ik kan het moeilijk uitleggen door de telefoon, want ik ben maar een zwak schaker, maar het is echt waar, meneer, en nu kan ik er niet meer van slapen. U moet mij helpen, meneer, ik word er gek van. Kan ik u niet even spreken, ik zit hier in een café aan het Spui, nog geen tien minuten van u vandaan’.

Dan moest hij maar langskomen, vond ik, en twee minuten later stond hij hijgend op de stoep, een grijzen-de zestiger uit Aalsmeer. Ik liet hem plaatsnemen achter mijn bureau en legde het zakschaakspelletje voor hem open. ‘Welke stelling wilt u hebben?’ ‘Geef maar de stand waarin die Joegoslaaf opgaf’.

Ik zette het op, en hij begon de stukken te verschuiven. Zwarte koning naar e3, toren neemt pion, loper neemt, koning neemt, koning naar d4, koning naar b4, en met zijn tweeën in dribbelpasjes omhoog tot ze op b7 en d7 stonden. ‘Zo stond het in de krant,’ zei hij, tot het uiterste gespannen. Na mijn instemmende knik, plaatste hij daarop de zwarte koning ferm terug naar d6 en keek mij triomfantelijk aan. ‘Daar heeft niemand aan gedacht, aha!’.”

Ik onderbreek Donner even om de stelling te geven na de zetten

103. Ta8 Ke3 104. Txa3 Lxa3 105. Kxa3 Kd4 106. Kb4 Kd5 107. Kb5 Kd6 108. Kb6 Kd7 109. Kb7

Analyse Donner en lezer

Wit moet meelopen om de zwarte koning de pas af te snijden en na 109… Kd6:

Donner vervolgt: “Ik deed a2-a4.

In zichtbare verwarring keek de aanstormende theoreticus naar het bordje, vervolgens naar mij en toen weer naar het bord. Het duurde seconden lang voor het tot hem doordrong. ‘Daar heb ik niet aan gedacht’, stamelde hij, ‘natuurlijk, ook op het eind mag zo’n pion nog altijd twee stappen vooruit. Niet alleen in de opening, maar later ook nog! De hele partij eigenlijk!’ ‘Ziet u’, zei hij even later, rustiger nu zonder zenuwslopende verantwoordelijkheid van zijn ontdekking, ‘in de opening weet ik het wel, ik speel zelf graag 1. e2-e4, maar in de schaakpartijen die ik thuis speel komt het eigenlijk nooit tot een eindspel en daarom heb ik er niet aan gedacht. Maar dank u, meneer, dank u, nu kan ik weer slapen’.

2020-2

Albin Planinc

Als opvolger van het stukje over Velimirovic en de uitdaging die ik met Marcel en Henk D. ben aangegaan, hier het stukje over Albin Planinc.

Hij werd geboren in Briše op 18 april 1944 en stierf in Ljubljana op 20 december 2008. Zijn achternaam, Planinc, wordt ook wel als Planinec geschreven.

Planinc of Planinec

Planinc won het Sloveens (toen Joegoslavisch) jeugdkampioenschap in 1962 en won ook het algemeen Sloveens (toen ook nog Joegoslavisch) schaakkampioenschap in 1968 en 1971.

Albin Planic (1944-2008)

In 1969, won Planinc het grote toernooi in Ljubljana, voor een tiental bekende grootmeesters. Terwijl die hun ochtenden gebruikten als voorbereiding voor de middag ronde, was Planinc aan het werk in zijn shift in de lokale fietsfabriek!

Andere memorabele resultaten: hij deelde de 1ste plaats met Petrosian in IBM Amsterdam in 1973 (voor o.a. Kavalek en Spassky) en kwam tot gedeeld 3de-5de plaats in Hoogovens, Wijk aan Zee in 1974.

Hij verwierf de titel van grootmeester in 1972. Planinc speelde in 1974 in Nice op de 21ste schaakolympiade voor Joegoslavië (4e bord, (+9 –1 =5)) en won met het team zilver.

Autistisch en paranoïde

Zijn sociale gedrag tijdens toernooien zou heden ten dage geïdentificeerd worden als behorend in het autistische spectrum, bovendien leed hij ook nog aan paranoia. Dat is natuurlijk smullen voor het niet-wetende publiek: “Zo hoort een schaker te zijn!”

Het toeval wil dat zijn tijdgenoot Fischer aan dezelfde kwalen leed. (Getallen freaks zullen al opgemerkt hebben dat beiden zijn overleden toen ze 64 waren; nadat elk jaar een veld op het schaakbord was aangedaan).

Raymond Keene zei over Planinc, nadat hij in Zagreb 1975 overtuigend van hem gewonnen had:

He said nothing to anyone, at least in the form of words. In analysis he would mention only chess moves, not what he thought about them. It was impossible either to like or dislike him, there seemed to be nothing there. And he had a strange way of walking, very slowly, like a lizard. But he had fabulous ideas. I watched one of his games unfold, against Grandmaster Minić, and I could hardly believe what I was witnessing — amazing chess!”

Amazing Chess

Ik geef die partij hieronder, zoals Hans Ree hem analyseerde op de site Chesscafe.com:

Planinc, die tientallen jaren leed aan ernstige depressies, werd noodgedwongen schaaktrainer (hij vergat vaak om zijn salaris op te vragen gedurende deze periode) omdat hij het spelen van toernooien geestelijk niet meer aan kon. Zijn laatste toernooi, voordat zijn geest zich definitief sloot, was in 1979.
En wat een gruwelijk toeval: het was een toernooi ter ere van Akiba Rubinstein, wiens schaak carrière ook veel te snel werd afgebroken door een gebroken geest….

De laatste jaren bracht Planinc door in een psychiatrische kliniek in Ljubljana. alwaar hij ook overleed.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *