Aljechin was op zijn absolute hoogtepunt in 1930 en 1931, zeg maar het allereerste seizoen van de ons cluppie (de Utrechtse schaakvereniging “UCS De Rode Loper”). Misschien is Aljechin wel de aanleiding geweest om de club op te richten, wie weet.
Alexander Alexandrovich Aljechin was, zowel als schaker, als mens, een zeer gecompliceerd man. Niet makkelijk om mee om te gaan of om tegen te schaken vanwege zijn sterke, moeilijke karakter en energieke, krachtige stijl.
Een vat vol tegenstellingen ; charismatisch, kattenliefhebber, drankorgel, erudiet, schaakvernieuwer, opportunist, anti-semitisch, voorliefde voor veel oudere vrouwen. Toch is er maar eigenlijk één ding dat telt in Aljechins leven en dat is schaken1.
Niet te vergelijken met de kleurloze, ideale schoonzonen die tegenwoordig2 topschaak3 spelen, maar dit maakt Aljechin juist zo boeiend. Geen wereldkampioen, op misschien Bobby Fischer na, is zo controversieel geweest. Zijn verdiensten voor het schaak, zowat vergeten, zijn enorm geweest. Geen enkele wereldkampioen speelde zo veel en zo vaak.
Veel openingen zijn verrijkt met zijn ideeen en nieuwe speelwijzen en zijn alleen vergeten doordat de tijd en theorie voortgaat. Eigenlijk doet alleen de Aljechin opening zelf nog herinneren aan hem.
Opening
Alexander Alexandrovich Aljechin werd geboren op 31 oktober 1892 in Moskou. Toentertijd was dit 19 oktober 1892 op de Russische kalender. Zijn vader is een rijke grootgrondbezitter, edelman en het lid van de Douma. Zijn moeder is erfgenaam van een industrieel fortuin. Vader is ’s winters vooral aan de Rivièra te vinden in casino’s, moeder is een shop-addict. Zijn oudere broer, Alexei Alexanderovich ( de ouders hadden niet veel fantasie qua naamgeving……), speelt zeer redelijk schaak en hield Pillsbury op remise toen Pillsbury een blindsimultaan op 22 borden gaf.
Tot aan WOI, spelt hij zelf zijn achternaam als Aljechin, daarna Alekhine.
Aljechin leert schaak van zijn oudere broer en moeder (!) rond 1900. Rond 1904 begint hij met correspondentieschaak. In 1908, op 16 jarige leeftijd, speelt hij een match met Benjamin Blumenfeld, uitvinder van het Blumenfeldgambiet, een voorloper van het Wolgagambiet, (ook wel Benkogambiet genoemd) en wint de match over 8 partijen met +7, -0, =1.
Hij verslaat ook Curt von Bardeleben (die van die beroemde partij tegen Steinitz in Hastings 1895) in een match +4, =1. Hoewel von Bardeleben toen op zijn retour was, gold dit niet zeker niet voor Blumenfeld, wiens beste jaren nog moesten komen.
In 1909 wint Aljechin het “all russian” toernooi in St. Petersburg en verkreeg hiermee de Russische meestertitel. Meespelen met de grote jongens zit er dan nog niet in, in het hoofdtoernooi werd de 1e plaats gedeeld door Akiba Rubinstein en Emanuel Lasker.
In 1910 neemt Aljechin deel aan het 17e Duitse Congres in Hamburg deel en eindigde op de 7e plaats (Carl Schlechter wint).
In 1911 Aljechin verslaat Stepan Levitzky (dezelfde die in 1912 te Breslau een partij verliest tegen Frank Marshall met de onsterfelijke zet 23…Dg3!!!) in een match over 10 partijen met +7, -3, =0. Jaren later vervalst en publiceert Aljechin een partij uit deze match, die een briljante combinatie toont die in de partij gespeeld had kunnen worden, maar echter nooit was gespeeld. Publicatie was mogelijk omdat zijn broer namelijk redacteur van het schaakperiodiek “Shakmatny Vyestnik” was tussen 1913 tot 1916 en Aljechin een frequent inzender was.
In 1914, 22 jaar oud, neemt Aljechin deel in zijn eerste echt grote toernooi in St. Petersburg waarin hij de 3e plaats verovert achter Emanuel Lasker en Jose Capablanca.
Tsaar Nicolaas II verleent daarna een ere titel nl. “Grootmeester” aan Lasker, Capablanca, Aljechin, Tarrasch en Marshall.
In juli 1914 speelt Aljechin een internationaal schaaktoernooi te Mannheim toen de WO I uitbrak. Hij wordt opgepakt als krijgsgevangene. Hij fingeert waanzinnigheid en doet dat zo goed dat de Duitsers hem ongeschikt achten voor dienst in het leger en hem laten gaan in september 1914. Aljechin gaat terug naar Rusland, waar hij als hospik aan het Oostenrijkse front dient. In 1915 raakt hij gewond en wordt hij gevangen gezet door de Oostenrijkers. Met een zwaar gekneusde ruggengraat wordt hij maandenlang in het ziekenhuis opgenomen in Tarnopol waar hij zijn vaardigheden van het blindschaak ontwikkelt. (Elk nadeel heb zijn voordeel….)
Na de oorlog decoreren de Russen hem voor bewezen moed……….
Aan het eind van de oorlog beëindigt hij zijn juridische opleiding en gaat hij werken bij het Crimineel Onderzoeksbureau als gerechtelijk ambtenaar.
In 1919, tijdens de burgeroorlog, reist Aljechin naar Odessa, toen Oekraine, en wordt korte tijd gevangen gezet in de dodencel op beschuldiging een spion te zijn. Zijn faam als schaker redt hem en in 1920 keert Aljechin naar Moskou terug en trouwt met een Russische barones, Anna von Sewergin, stukken ouder dan hijzelf was. Overigens had hij al in 1913 bij haar een dochter verwekt, waarvan hij niets meer van wilde weten na de scheiding in 1921.
Middenspel
In oktober 1920 wint Aljechin het 1e schaakkampioenschap van de USSR in Moskou met 12 uit 16. Een van zijn beste partijen was tegen Grigoriev.
In 1921 speelt hij een match van 6 partijen tegen Richard Teichmann en speelt gelijk. Aljechin wordt lid van de Communistische Partij, vertaler voor de Communistische Internationale en tevens secretaris van de Communistische Afdeling voor het Onderwijs. Pal daarop verlaat hij zijn vrouw en de Sovjetunie en vestigt zich in Parijs waar hij de zwitserse afgevaardigde van de Comintern, Anneliese Ruegg, huwt. Ook zij is stukken ouder en het huwelijk houdt maar een paar maanden stand. Hij verlaat dan ook zijn 2e vrouw en gaat naar Berlijn.
Vervolgens wint hij drie toernooien op rij in Triberg, Boedapest en Den Haag.
In 1922 wordt hij 2e in Londen, achter Capablanca, en 1e in Hastings. In maart 1922 zou er een match tussen Aljechin en Akiba Rubinstein plaats vinden. De winnaar hiervan zou dan Capablanca officieel uit mogen dagen. De match vindt nooit plaats.
In 1923 is hij gedeeld 1e in Carlsbad met Bogoljubov en Maroczy.
In 1924 wordt hij 3e in New York, achter Lasker en Capablanca, die voor het eerst in 8 jaar een partij verliest tegen Reti. In 1925 wint Aljechin het toernooi in Baden-Baden met 12x winst en 8 remises. Dit was het eerste internationale toernooi in Duitsland sinds WO I. In datzelfde jaar laat Aljechin zich naturaliseren tot Frans burger en breekt hij het wereldrecord blindschaken door het spelen van 28 partijen +22, =3, -3.
In 1926/27 verslaat Aljechin Max Euwe in een match over 10 partijen met +3, =5, -2. Aljechin daagt vervolgens Jose Capablanca voor het wereldkampioenschap uit en legt het ondertussen aan met weer een veel oudere vrouw, Nadezda Vasiliev. Zij was de weduwe van een hooggeplaatste Russische officier.
In maart 1927 in New York, wordt Aljechin 2e achter Capablanca, met 5 winst, 13 remises, en 2 verlies. In juli 1927 wint hij in Kecskemet en is nu bereid om $10.000 in goud op te hoesten (een godsvermogen in die tijd) om Capablanca voor het wereldkampioenschap uit te mogen dagen. In die tijd was dat heel gebruikelijk en om die reden hebben b.v. Rubinstein en Nimzowitsch nooit om de wereldtitel kunnen spelen, zij hadden geen mensen achter zich die zich garant wilde stellen voor zo’n bedrag. De voorwaarden van Capablanca (sinds 1922) waren :
- een inleg van $10.000, de huidige kampioen krijgt daarvan sowieso 20%
- de rest is prijzengeld in de verhouding 3:2 voor de winnaar
- borg is $500, het restbedrag moet binnen een jaar gewaarborgd zijn, anders vervalt de uitdaging
- Wie het eerst 6 partijen wint is de kampioen
Aljechin krijgt het geld bij elkaar, Capablanca keurt de uitdaging goed en de match begint in Buenos Aires op 16 September 1927. Op 29 november wordt Aljechin wereldkampioen door voor de 6e keer in de match een partij te winnen, na 25 remises en 3 verliespartijen. Aljechin is nu de 4e officiële wereldkampioen na Steinitz, Lasker en Capablanca. Alle partijen vonden achter gesloten deuren plaats. Er waren geen toeschouwers en ook geen foto’s.
Vóór de match was de score tussen de twee matadoren +4, =5, –1 in het voordeel van Capablanca. Algemeen wordt gedacht dat Capablanca Aljechin zwaar onderschat heeft, en de gangbare lezing is dat Capablanca van Aljechin nooit de kans heeft gekregen om dit recht te zetten, wat leidde tot een vete tussen deze twee grootheden. Jarenlang mocht, of wilde, Capablanca niet spelen in de toernooien waaraan Aljechin meedeed en omgekeerd.
Na de match keert Aljechin naar Parijs terug en spreekt zich niet zo handig4 uit over het Bolsjevisme in de Sovjet Unie. Daarop proclameert Nikolai Krylenko, voorzitter van de Sovjetschaakfederatie in een officiële mededeling dat Aljechin een staatsvijand van de Sovjets is geworden en als vijand zal worden behandeld.
Aljechin wint vrij simpel de match om de wereldtitel tegen Bogoljubov in september 1929 met +11, =9, -5.
Hij “ontwijkt” Capablanca voor een rematch, door erop aan te dringen dat de uitdager garant moest staan voor $10.000 in goud net zoals hij Buenos Aires. Maar na de krach in 1929 is er geen bank of mecenas die hieraan begint.
Op de schaakolympiade van 1930 wint hij al zijn negen partijen voor Frankrijk, weliswaar tegen -meestal- matige tegenstanders.
Tussen 1929 en 1932 wint Aljechin op rij San Remo, Bled, Bern, Londen en Pasadena, soms met enorm machtsvertoon.
Om zijn brood te verdienen speelt Aljechin enorm veel simultaans. Waar ze maar betalen komt ie, zoals o.a. in New York, Hongarije, Sjanghai, Japan, de Filippijnen, Mexico en ook Nederland. In 1933 speelt hij in Chicago een blindsimultaan tegen 32 tegenstanders met de score +19, =9, -4.
Tevens wordt hij in dat jaar als zijnde schaakinstructeur benoemd tot erekolonel in het Mexicaanse leger (!).
In 1934 huwt Aljechin voor de 3e keer (en niet voor de 4e keer, volgens de meeste bronnen) een dame maar liefst 16 jaar ouder dan hij, de Amerikaanse Grace Wishaar. Hij heeft haar bij een minder belangrijk schaaktoernooi ontmoet waar zij had gewonnen. Haar prijs is één van de boeken van Aljechin. Zij vraagt hem om het boek te ondertekenen en een romance is geboren. Ondertussen wint Aljechin in Zurich en eindelijk eens van Lasker. Hier schijnt voor het eerst zijn anti-semitisme naar boven zijn gekomen, maar lijkt meer een uiting van frustratie, gezien zijn resultaten in het verleden tegen Lasker.
In april 1934 verslaat Aljechin Bogoljubov voor de 2e keer in een match om het wereldkampioenschap in Baden-Baden met de score van +8, =15, -3. Hierna accepteert hij een uitdaging van Max Euwe.
Op 3 oktober 1935 begint de match om het wereldkampioenschap tussen Aljechin en Euwe in Zandvoort. Aljechin vangt voor de uitdaging Fl. 10.000,00 zo’n beetje $3.300,00 naar toenmalige maatstaven.
Op 15 december 1935 wint Euwe met +9, =13, -8 en zet Nederland op zijn kop. En terecht.
Euwe 0 1 0 0 ½ ½ 0 1 0 1 ½ 1 ½ 1 ½ 0 ½ ½ 0 1 1 ½ ½ ½ 1 1 0 ½ ½ ½ 15½ Alekhine 1 0 1 1 ½ ½ 1 0 1 0 ½ 0 ½ 0 ½ 1 ½ ½ 1 0 0 ½ ½ ½ 0 0 1 ½ ½ ½ 14½
De algemene teneur is dat Aljechin vaak te dronken was om te spelen, maar dit is ver bezijden de waarheid. Euwe was gewoon altijd al een lastige tegenstander voor Aljechin, de enige (grote) 3 met (kleine) plusscores tegen Aljechin zijn Lasker, Capablanca en Botwinnik. Euwe won zo’n 20x van Aljechin. Zou ie dan elke keer dronken geweest zijn? Het is ook de enige match die Aljechin ooit heeft verloren. Tevens was dit de eerste match met secondanten. De secondant van Aljechin was Kmoch. Kmoch gaf later aan dat Aljechin inderdaad al jaren alcoholist was maar halverwege deze match geen druppel meer dronk. Hij vraagt zich zelfs af hoe dit al jarenlang toch zo goed kon blijven gaan.
In het toernooi van Nottingham 1936 eindigt Aljechin op de 6e plaats, Capablanca en Botvinnik worden gedeeld 1e . De partij tegen Capablanca is de eerste sinds de match in 1927.
Aljechin vraagt en krijgt een revanchematch van Euwe, geeft het drinken en roken op, en wint in oktober 1937 met +10, =1, -4. Dit keer is het Euwe die zijn tegenstander onderschat heeft.
Eindspel
In het toernooi van AVRO 1938, nemen de acht beste spelers ter wereld deel. Dit is waarschijnlijk het sterkste toernooi ooit gehouden. Keres en Fine worden gedeeld 1e, Aljechin wordt gedeeld 4e en eindigt, voor het eerst in zijn leven, vóór Capablanca die voor voor het eerst in zijn leven onder de 50% scoort. Flohr, de officiële uitdager van Aljechin voor de volgende match om het wereldkampioenschap eindigt op de laatste plaats. Door het uitbreken van WOII zal ook deze match nooit plaatsvinden.
Aljechin vertegenwoordigt Frankrijk aan bord 1 bij de schaakolympiade in Buenos Aires toen WOII uitbrak. Als teamkapitein van het Franse team, weigert hij om met zijn team tegen Duitsland te spelen. Hij keert terug naar Frankrijk en wordt tolk in het leger. Toen Frankrijk eenmaal bezet was door Duitsland probeert hij in Lissabon een visum te krijgen om naar Amerika te gaan.
In ruil voor bescherming van zijn vrouw en zijn bezittingen werkt hij samen met de Nazi’s door een aantal walgelijke artikelen te schrijven over Joodse schaakspelers. Ook neemt hij deel aan Nazi schaaktoernooien in München, Salzburg, Warschau en Praag, evenals Paul Keres (!). Veel mocht het niet baten, de Nazi’s plunderen uiteindelijk toch zijn Franse kasteel.
Rond 1940 schat Aljechin dat hij in zijn leven zo’n 50.000 schaakpartijen heeft gespeeld, wat flink overdreven is, maar algemeen wordt aangenomen dat het aantal toch zeker zo’n ruim 25.000 (!) moeten zijn geweest. Hij vertelt vrienden dat hij het niet erg zou vinden om zijn titel te verliezen aan een meester van de jongere generatie zoals Botwinnik of Keres. Maar hij haat de gedachte om de titel te verliezen aan een speler van zijn eigen generatie.
“Ik heb ze allemaal overheerst!” pleegt hij dan te zeggen. Gemakshalve wordt Capablanca dan maar even vergeten.
Vanaf 1943 brengt Aljechin zijn tijd door als Duits schaakvertegenwoordiger en organisator in Spanje en Portugal. Toch is hij erg eenzaam en mist zijn vrouw en zijn kat ontzettend, die moesten achterblijven in Frankrijk.
Vanwege zijn collaboratie met de Nazi’s in de oorlog wordt hij na WOII niet meer uitgenodigd voor schaaktoernooien.
De laatste match die Aljechin ooit speelt is tegen Francisco Lupi in januari 1946. Aljechin wint +2, =1, -1.
In begin 1946 is sprake van een match met Botwinnik. Laat in de avond op 23 maart sterft Aljechin in zijn hotelkamer in Estoril, Portugal. Dr. Antonio Ferreira schrijft de officiële overlijdensakte, en zegt dat hij aan een hartaanval stierf. Jaren later, beweert hij dat Aljechin was neergeschoten. Het duurt drie weken voor Aljechin begraven wordt omdat niemand het lichaam claimt. Uiteindelijk neemt de Portugese schaakfederatie de begrafenis op zich. Er komen nauwelijks 20 man op zijn begrafenis…
In 1956 wordt hij herbegraven in Montparnasse in Parijs op kosten van de Franse schaakbond en de USSR, waar hij weer volledig gerehabiliteerd is. De FIDE levert de grafsteen en zowel zijn geboorte als zijn sterfdatum op zijn grafsteen kloppen niet… Het opschrift luidt :
ALEXANDER ALJECHIN
1ST NOVEMBER, 1892
25TH MARCH, 1946
CHESS WORLD CHAMPION
1927-35-37 TO THE END.
1 “I study chess eight hours a day, on principle” – Alexander Aljechin
2 “The draw ratio of Leko in classical games made Tigran Petrosian look like Attila the Hun.” – Mig Greengard
3 “Every time I win a tournament I have to think that there is something wrong with modern chess.” – Viktor Korchnoi (1998)
4 “Let the myth of invincible Bolshevism be blown away, just as has been the myth of an invincible Capablanca”.