Vandaag (20 mei 2022) is het 121 jaar geleden dat Max Euwe werd geboren. Tot op heden de enige Nederlander die het allerhoogste in de schaakwereld bereikte door in 1935 Alexander Aljechin te verslaan en de 5e Wereldkampioen Schaken te worden!
Andere hoogtepunten in zijn leven:
- Hij speelde zijn eerste schaaktoernooi toen hij 10 jaar oud was, en won elke partij.
- Hij werd 13 keer Nederlands Kampioen Schaken.
- Hij behaalde in 1923 cum laude zijn doctoraal examen wiskunde en drie jaar later promoveerde hij, alweer cum laude, op de differentiaalmeetkunde.
- Hij werd Wereldkampioen Schaken in 1935.
- Hij speelde 7 maal mee op het 1e bord in het Nederlandse Olympiade schaakteam.
- Hij werd professor in de Informatica aan de Tilburg University in 1964.
- Hij was FIDE president van 1970 tot 1978 en zorgde er, in die hoedanigheid, voor dat de match Fischer-Spassky doorging.
- Hij schreef tussen al dit door zo’n 70 schaakboeken.
Met name door zijn serie “Praktische Schaaklessen” heb ik zelf het spel geleerd en leren waarderen.
Alleskunner
Uit Het Parool: Wiskundestudent Max Laboyrie ontrukt in zijn briljante scriptie ‘Euwes intuïtionistische reflectie op het schaken’ de wereldkampioen in een klap aan de vergetelheid. In een melange van geschiedenis en wiskunde schetst hij een beeld van een alleskunner. Laboyrie heeft niet alleen zijn voornaam met Euwe gemeen, ook de liefde voor wiskunde en schaak. Hij ging met een 10 voor wiskunde A en een 8 voor Wiskunde B van de middelbare school.
Ook Laboyrie leerde op jonge leeftijd schaken, van zijn vader. “Maar daar is alles wel mee gezegd. Ik ben een eenvoudige huis-tuin-en-keukenschaker. Euwe liep volgens de overlevering al op vierjarige leeftijd de huiskamer binnen met de mededeling ‘De koning staat mat’.”
Euwe werd geboren in 1901 aan de Ringdijk in de Watergraafsmeer. Zijn moeder leerde hem schaken, op zijn zesde versloeg hij zijn beide ouders. In 1921 werd hij, als student wiskunde, voor het eerst Nederlands kampioen.
Na de studie werd Euwe wiskundeleraar en begon hij, naast zijn promotie, naam te maken in het internationale schaakcircuit. In tegenstelling tot andere topspelers kon hij alleen meedoen aan toernooien die in de schoolvakanties vielen. Laboyrie: “Toen wereldkampioen Aljechin hem in 1933 uitdaagde voor een WK-match, reageerde hij daar in eerste instantie niet op. Zijn vriend, de Oostenrijkse schaker Hans Kmoch, moest hem in het café overtuigen van zijn talenten. Euwe was de eerste schaker die zich fysiek voorbereidde op de doorgaans slopende WK-match. Hij douchte elke dag ijskoud en deed aan gymnastiek, zwemmen en boksen. Vergelijk dat even met Aljechin, die rookte twee pakjes per dag en dronk als een tempelier.”
Genadeslag
De match over dertig partijen trok als een rondreizend circus door Nederland. Euwe werd aanvankelijk onder de voet gelopen; na zeven partijen stond hij al drie punten achter. In de 25ste partij kwam Euwe voor het eerst op voorsprong, om Aljechin in de volgende partij – bekend als ‘de parel van Zandvoort’ – de genadeslag toe te brengen. Laboyrie: “Zandvoort is echt een juweel van een partij. Euwe rekent hier af met een oude schaakwijsheid dat je nooit een stuk twee keer achter elkaar moet aanraken. Euwe presteerde het om in zeven achtereenvolgende zetten met zijn paard het bord over te steken.”
Op 15 december 1935 behaalde Euwe als enige Nederlander ooit de wereldtitel, ten overstaan van ruim tweeduizend uitzinnige toeschouwers in het Amsterdamse theater Bellevue. “Het prijzengeld, tienduizend gulden, ging naar Aljechin, die kennelijk beter kon onderhandelen dan schaken,” vertelt Laboyrie. “Euwe, de wiskundeleraar, kreeg helemaal niets. Toen hij het advies kreeg om na de match eens vakantie te nemen, antwoordde hij droogjes ‘Ik had niet eens het Centraal Station kunnen halen’.”
Twee jaar later verloor Euwe de titel weer aan kwelgeest Aljechin, die speciaal voor de match het roken en drinken eraan had gegeven. In 1947 zou Euwe nog gedurende twee uur wereldkampioen zijn, nadat de FIDE hem de titel had geschonken nadat de regerend wereldkampioen Aljechin was overleden. Na bezwaar van de Russen werd er toch besloten tot een toernooi, waarin Euwe geen potten meer kon breken. Botwinnik werd kampioen en Euwe eindigde als laatste.
Over Euwes spel is Laboyrie lyrisch. “Tot Euwe werd er vooral geschaakt vanuit algemene principes. Veel partijen leken op elkaar. Het schaken zat echt op dood spoor. Euwe brak daarmee. Volgens hem vraagt elke zet om een reflectie over nog niet-begane paden. Hij was daarmee de protagonist onder de zogenoemde hypermodernisten in het toenmalige schaak.”
Prominent onderwerp in Laboyries scriptie is het wetenschappelijke artikel dat Euwe schreef in 1929: ‘Mengentheoretische Betrachtungen über das Schachspiel’.
Laboyrie daarover: “Euwe was ook een vernieuwer in de wiskunde. Hij gebruikte een pas in Amsterdam ontwikkelde, revolutionaire stroming, het intuïtionisme. Alle mogelijke zetten in een schaakpartij, dat zijn er ongeveer 1,5 triljoen triljoen biljard, een 1,5 met 51 nullen, ving hij in een wet. Op basis daarvan bewees hij dat elke willekeurige stelling in een partij gekarakteriseerd kon worden als ‘winnend’, ‘verliezend’, of ‘remise’. Daarnaast bewees hij dat er voor elke mogelijke stelling op het schaakbord een beste zet bestaat, die bij correct spel de winst zo snel mogelijk forceert, of het verlies zo lang mogelijk uitstelt. Ongeacht wat de tegenstander doet. Het intuïtionisme stelde Euwe in staat te bewijzen dat de beste zet altijd in een eindig aantal stappen te vinden is, een wiskundig baanbrekend resultaat. Wellicht kan een kwantumcomputer in de toekomst op basis van Euwes theorie daadwerkelijk in elke stelling berekenen in hoeveel zetten wit zwart of andersom, schaakmat kan zetten.”
Persoonsgegevens
Saillant is de prominente rol van Euwe in de opkomst van het computertijdperk in de jaren zestig. Laboyrie: “Euwe schreef al over de ethische kant van het opslaan van persoonsgegevens in een databank van de overheid. En betoogde in 1964 al dat een computer kan denken, voor zover het gaat om het ophalen van gegevens uit een geheugen. Alleen ontbrak bij de computer de intuïtie, het essentiële element van het schaken en de wiskunde, volgens Euwe.
Hij was ervan overtuigd dat een computer nooit op grootmeesterniveau zou spelen. ‘Ik win van dat ding met mijn pink’ zei hij. Sinds de overwinning van Deep Blue op Gari Kasparov in 1997 kunnen we vaststellen dat de computer dankzij zijn algoritmes en rekenkracht de mens allang is voorbijgestreefd in het schaak.”