Tot nu besprak ik nog geen schaaktechnische boeken van Nederlandse schrijvers. In mijn bibliotheek zijn dat er ook niet zoveel:
- Een paar Prisma’s van Bouwmeester
- De Stappen van van Wijgerden en Brunia
- Een aantal boeken van Euwe
- Een paar van Jan Hein Donner (maar dat zijn meer verhalen)
- En een paar boeken van Jan Timman
Het zal niemand verbazen dat ik hier graag een boek van Timman en wel “De kracht van het Paard” wil bespreken. Ik doe dat in combinatie met een ander boek; “Bishop vs Knight – The Verdict” van Steve Mayer. In zijn boek wil Timman laten zien wanneer een Paard zich op zijn best kan manifesteren. In het boek van Mayer wordt geprobeerd objectief vast te stellen welke stuk, Paard of Loper, het meeste waard is.
Gezien het thema van hun boek heeft Timman het makkelijker: gewoon een paar partijen uitzoeken waarin het paard heer en meester is, en klaar. Mayer daarentegen moet zowel voorbeelden zoeken waarin het paard superieur is, en partijen waarin de loper de grote winnaar is. Daarnaast moet hij nog aangeven welk stuk het waardevolste bleek te zijn in de voorbeelden die hij zelf aandroeg, en waarom.
Mayer vat het als volgt mooi samen: “While everything depends on the position, I think it’s true that the bishops are better than the knights in a wider variety of positions than the knights are better than the bishops. Of course, I’m not sure this does us much good, as we only get to play one position at a time.”
Om zijn punt te maken analyseert Timman in zijn boek 12 partijen en een aantal eindspelen uit de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw. Mayer begint zijn analyses met partijen van Steinitz en eindigt met partijen uit het eind van de vorige eeuw. Opvallend is daarbij dat er geen enkele partij in beide boeken voorkomt.
In het boek van Timman komen twee partijen voor die afbreken in de partijsectie en weer verdergaan in de eindspelsectie. In een van die partijen, Karpov-Kasparov, 9e partij WK 1984, wordt volgens Timman “de magistrale zet Pe3-g2, een van de mooiste uit de hele schaakgeschiedenis” gespeeld.
De stelling uit de partij Karpov-Kasparov zag er vlak voor 47.Pe3-g2 als volgt uit:
Bij de analyse van dit eindspel refereert Timman aan de opinie van Fischer over de Karpov-Kasparov matches die volgens hem (Fischer) zet voor zet waren geprefabriceerd, en dan met name deze partij: “There are suspicious things. Especially that game! I remember playing it over, that the endgame seemed too familiar: knights versus bishops. Then it hit me: it was a game I had played against Saidy!”. Dat eindspel wordt door Timman natuurlijk ook behandeld.
De stelling uit de partij Saidy-Fischer die het dichtst de Karpov-Kasparov stelling benadert is:
Maar de stellingen vergelijken is erg lastig omdat zowel de kleuren als paard en loper zijn verwisseld. Wel wint in beide gevallen de paardpartij!
Terug naar de stelling uit de partij Karpov-Kasparov. Timman stelt daarbij: “47.Pe3-g2… In mijn eerdere commentaar bestempelde ik deze zet als de meest briljante zet ooit gespeeld in een match voor het Wereldkampioenschap. Nu, enkele matches later, denk ik er nog steeds zo over.” Dat was in oktober 2002. Volgens Timman offert wit hier een pion om een marsroute van zijn koning naar h4 te kunnen realiseren. Tja, toen ik dat las, haakte ik af… Ik kan nog volgen dat het idee is om je paard naar f4 te spelen, maar dat de eigenlijke bedoeling is om je koning naar h4 te kunnen spelen gaat mijn pet te boven. En dat is eigenlijk ook direct mijn probleem met het boek van Timman: de concepten waar hij dieper op ingaat, zijn af en toe te hoog gegrepen (althans voor mij).
In die zin beviel mij het boek van Mayer beter, maar schakers die mijn niveau van Pf4 ontstegen zijn en wel naar Kh4 kijken, zullen meer hebben aan Timman’s analyses!