Is de vraag naar de verhouding tussen geloof en wetenschap vandaag nog relevant?
Dat er in het verleden heel wat spanningen zijn geweest tussen het christelijke geloof en de natuurwetenschappen is een open deur intrappen1. Zijn we inmiddels zover dat discussies over geloof en wetenschap louter academische achterhoedegevechten zijn geworden?
Jammer genoeg blijft de verhouding tussen geloof en wetenschap ook vandaag de dag voor heel wat mensen nog problematisch, getuige bijvoorbeeld de aanhoudende discussies over Creationisme2 en Intelligent Design3. Niet alleen de evolutietheorie, maar ook de kosmologie blijft steeds voor spanningen zorgen tussen geloof en wetenschap.
Stephen Hawking, een van de meest vooraanstaande en gerespecteerde natuurkundigen van onze tijd, publiceerde in 2010 samen met Leonard Mlodinow hun boek “The Grand Design“. Daarin beweerde hij dat hij God als Schepper niet nodig had in zijn heelalmodel. Bovendien kon de Big Bang louter op basis van natuurkundige wetten worden verklaard. Dit lokte indertijd heel wat verontwaardiging uit (weliswaar buiten de wetenschappelijke wereld).
Maar er zijn evengoed voorbeelden van het omgekeerde.
Op 18 maart 2014, werd in Harvard een baanbrekende ontdekking bekendgemaakt die nieuw bewijsmateriaal toevoegt aan de theorie van de Big Bang. Het gaat om zwaartekrachtgolven – een soort rimpelingen in de ruimtetijd – die kunnen worden teruggevoerd op de allereerste fracties van een seconde na die oerknal en die als het ware een beeld geven op wat er zich precies net na de oerknal heeft afgespeeld.
Vrijwel onmiddellijk zijn er gelovige wetenschappers die deze ontdekking als een bewijs voor het bestaan van God naar voren schuiven. Een voorbeeld hiervan is Leslie Wickman, die onder meer heeft meegewerkt aan het ontwikkelen van de Hubble-ruimtetelescoop en momenteel directeur is van het Center of Research in Science van de Azusa Pacific University, met haar artikel “Does the Big Bang breakthrough offer proof of God?“
De ironie van de geschiedenis wil dat de grondlegger van wat later zou bekend worden als de oerknaltheorie, die de basis vormt van de hedendaagse kosmologie, een rooms-katholiek priester was. Georges Lemaître (1894-1966) was een Belgische priester en tevens een briljant wis- en natuurkundige die in 1931 de vernieuwende hypothese publiceerde dat het heelal ooit een begin moet hebben gehad en dat alles, inclusief tijd en ruimte, was uitgedijd vanuit een enkel infinitesimaal klein punt dat hij het ‘oeratoom’ noemde.
Pas vele jaren later, om precies te zijn: op 28 maart 1949, gebruikte de astronoom Fred Hoyle, een fervent tegenstander van de theorie van Lemaître, in een interview smalend de term ‘big bang’ (oerknal) om naar Lemaîtres theorie te verwijzen. Lemaître hield niet van de term en heeft hem zelf nooit gebruikt. Maar de term bleef hangen en werd een soort geuzennaam die vandaag de dag algemeen is ingeburgerd, zowel in de wetenschappelijke terminologie als bij het brede publiek.
In het begin werd Lemaîtres hypothese van het oeratoom op veel scepsis onthaald. Velen, onder wie ook Albert Einstein, verdachten hem aanvankelijk van concordisme, de idee dat er een aantoonbare overeenstemming is tussen de bijbelse scheppingsverhalen en natuurkundige theorieën. Men verweet hem wetenschap te willen gebruiken om de christelijke theologie te ondersteunen.
Lemaître heeft alle moeite van de wereld gedaan om die verwijten te ontzenuwen en om geloof en wetenschap uit elkaars vaarwater te houden. Dit verliep echter lang niet altijd even rimpelloos.
Paus Pius XII hield in 1951 een toespraak waarin hij stelde in Lemaîtres theorie van het oeratoom een wetenschappelijke bevestiging van de christelijke scheppingsleer te zien. Verrassend genoeg verzette Lemaître zich tegen deze uitspraak van de paus.
Volgens hem kon zijn kosmologische theorie niet als een bewijs, noch als een weerlegging van de scheppingsleer worden gebruikt. Hij reisde zelfs naar het Vaticaan om te trachten de paus ervan te overtuigen niet langer zijn kosmologisch model van het oeratoom naar voren te schuiven als bewijs van de bijbelse scheppingsverhalen. Lemaître verdedigde het theologische standpunt dat het verkeerd zou zijn God te willen reduceren tot een wetenschappelijke hypothese. God is volgens Lemaître fundamenteel een ‘verborgen God’, zelfs in het beginpunt van het heelal.
1 We hoeven daarvoor alleen maar te kijken welke titels er op de Index van Verboden Boeken (Index librorum prohibitorum) van de Rooms-Katholieke kerk staan. De lijst werd van 1559 tot 1966 gebruikt en bevatte boeken die katholieken niet mochten lezen omdat ze verwerpelijk werden geacht.
De laatst uitgegeven lijst uit 1948 omvatte ongeveer 4000 titels, die geacht werden ofwel ketterij te bevatten, ofwel moreel verwerpelijk, ofwel te expliciet seksueel te zijn. Van deze titels stonden er 1344 sinds de 17de, 1191 sinds de 18de, 1358 sinds de 19de en 298 uit de 20e eeuw op de lijst. Boeken van bijvoorbeeld: Nicolaus Copernicus, René Descartes, Galileo Galilei, Blaise Pascal.
2 Creationisme, begrepen in de zin van scheppingsleer, is de religieus geïnspireerde overtuiging of opvatting dat het universum en de Aarde, maar ook alle planten en dieren alsmede de mens, hun ontstaan te danken hebben aan een scheppingsdaad. Deze scheppingsdaad impliceert een schepper en kan gezien worden als een vrij plotseling en eenmalig gebeuren, maar ook als een geleidelijk en voortgaand proces.
Het jongeaardecreationisme gaat uit van een schepping zoals beschreven in het Bijbelboek Genesis, die, door terug te rekenen via de geslachtsregisters etc. in de Bijbelse tijdlijn, circa zesduizend jaar geleden zou hebben plaatsgevonden.
3 Intelligent Design is een pseudowetenschappelijke opvatting die stelt dat bepaalde kenmerken van het universum en het leven het best kunnen worden verklaard als het werk van een (bovennatuurlijke) intelligente “ontwerper”. Aanhangers willen zich wetenschappelijk rekenschap geven van de complexe aard van levende organismen. Men concludeert daarbij dat kwesties als de oorsprong van het leven, het ontstaan van de genetische code en de ontwikkeling van het menselijk bewustzijn elke natuurlijke verklaring te boven gaan en resulteren uit een niet-natuurlijke oorzaak.