In een vorig stukje (over mijn partij uit één stuk) had ik het over de inspirerende werking van een partij in het boek “The Most Instructive Games of Chess Ever Played” van Irving Chernev. Over dit boek gaat dit stukje.
Over zichzelf zei hij eens dat hij: “probably read more about chess, and played more games than any man in history.”
Dat zou best wel eens kunnen, want hij deed onderzoek voor en schreef 20 schaakboeken, waaronder: 1000 Best Short Games of Chess; Practical Chess Endings; Combinations: The Heart of Chess; and Capablanca’s Best Chess Endings. In 1945 schreef hij, samen met Kenneth Harkness, An invitation to Chess. Dit werd een van de succesvolste schaakboeken die ooit verschenen (de verkoopcijfers lopen in de miljoenen).
In het November-December 1933 nummer van Chess Review gaf Chernev enige ‘personal opinions’ zoals:
- The perfect game is Réti-Kostić, Teplitz, 1922.
- The most important game is Pillsbury-Tarrasch, Hastings, 1895.
- The most exhaustive – and exhausting – annotator is Tartakower.
- The laziest are Lasker and Teichmann.
- The most interesting matches were Alekhine-Bogoljubow, 1929, Tarrasch-Schlechter, 1911, and Capablanca-Euwe, 1931.
- The most interesting combinative game was Alekhine-Cohn, Stockholm, 1912.
- The coolest player under fire is Kashdan.
- The perfect annotators are Alekhine, Marco and Grünfeld.
- The game most interestingly annotated is Bernstein-Nimzowitsch, St Petersburg, 1914, by Marco in the Wiener Schachzeitung.
- The most brilliant move was move no. 36 R-Q5, in the game between Alekhine and Tartakower, Vienna, 1922.
- Perhaps the most overrated player was Morphy.
- The most underrated player was Teichmann.
- The greatest “natural” player was Zukertort.’
Als het u vergaat zoals mij, bent u benieuwd naar de partijen waaraan Chernev hier refereert. Welnu, ik heb ze onderaan dit stukje toegevoegd!
Over zijn werkwijze zei Chernev: “When I wrote Logical Chess, Move by Move – and this also applies to The Most Instructive Games of Chess Ever Played – I went through hundreds and hundreds of games that were mostly positional in character. I wanted to be able to point out that the positional play was more important, and that the combinations would come of themselves.
It wasn’t easy to choose the games. In a lot of fine games there are a great many moves that are not exactly meaningless but are difficult to explain to the average or below-average player. And it wasn’t enough for me to find a good game where the two bishops are better than the two knights. I wanted to find the very best example.’
Als ik de nummering van mijn boekindex (maar allang niet meer bijgewerkt) mag geloven was dit het 2e schaakboek dat ik zelf aanschafte. Op zich zou het wel kunnen, want ik kan me nog levendig de frustratie herinneren, die toen het naspelen van de partijen in de Engelse notatie met zich meebracht. Vaak zette ik grote vraagtekens bij de zetten die ik dacht dat gespeeld waren en als ik dan opheldering in het commentaar bij de zet zocht, bleek regelmatig dat ik een andere stelling op het bord had staan!
“Elk nadeel heb zijn voordeel”: het regelmatig opnieuw moeten naspelen van zettenreeksen heeft er wel voor gezorgd dat sommige thema’s beter zijn blijven “hangen”.
In dit boek uit 1966 verzamelde Chernev 62 (waarom geen 64: voor schakers een magisch getal) partijen waarin evenzovele strategische principes aan bod komen. En, volgens Chernev, worden die principes in de partijen die hij heeft geselecteerd, het meest instructief en eenduidig uitgewerkt. Om een paar principes te noemen; Toren op de zevende rij (Capablanca-Tartakower, 1924), Vrijpion (Rubinstein-Duras, 1908), Geïsoleerde pion (Lasker-Tarrasch, 1914), Goede en slechte loper (Barden-Rossolimo, 1950).
In de partij die, aan het begin van mijn schaak carrière, de meeste indruk op mij maakte was het thema: het plaatsen van een onaantastbaar paard (inderdaad!) op een vooruitgeschoven post:
Het muntje dat bij mij indertijd viel na het naspelen van deze partij, was tweeledig:
- dat een paard ergens onaantastbaar staat als alle vijandige paarden en de vijandige loper van de kleur van het veld waarop het paard staat van het bord zijn (natuurlijk moet het veld ook niet meer door vijandige pionnen onder vuur genomen kunnen worden);
- dat een pionoffer om een dergelijk paard te krijgen zich later uitbetaalt.
Bovendien bekroop mij het rare gevoel dat in deze partij de zwarte zetten er eigenlijk niet toe deden; hij heeft geen mogelijkheid gekregen om aan zijn lot te ontsnappen!
Chernev personal opinions
The perfect game
The most important game
The most interesting combinative game
The most brilliant move
[fen\2k5/2b5/pp6/4p3/1P4P1/1KP2p2/1P1R4/8 w – – 0 36[/fen]36ste zet van wit Td5!!, in de partij Alekhine – Tartakower, Wenen, 1922.