Gioachino Greco

Gioachino Greco, een van de meest briljante schakers die ooit heeft geleefd, werd geboren in Celico, in de buurt van Cosenza, in Calabrië, rond het jaar 1600. Hij verliet zijn ouderlijk huis op jonge leeftijd, nog voordat hij enige beroemdheid had verworven. Carrera’s verhandeling, die in 1617 werd gepubliceerd, geeft een uitputtende lijst van de goede spelers van die tijd, maar maakt geen melding van Greco.

In Parijs en Engeland

Greco vestigde zijn reputatie waarschijnlijk pas in een latere periode. Toen hij in Lotharingen en meer in het bijzonder in Parijs leefde, werd hij beschouwd als de sterkste speler van zijn tijd. De beste Franse spelers waren toen Due de Nemours, Arnaud, Chaumont en La Salle, die geen van allen stand konden houden tegen hem. Hij schijnt van schaken een zeer winstgevende bezigheid te hebben gemaakt, want hij won terwijl hij in Parijs was een bedrag van niet minder dan vijfduizend scudi (meer dan duizend pond). Dat raakte hij weer kwijt toen hij werd beroofd tijdens een bezoek aan Engeland.

Toen hij terugkeerde naar Frankrijk, vergaarde hij opnieuw een aanzienlijk bedrag, en na een bezoek aan Napels vergezelde hij een Spaanse edelman naar West-Indië. Kort daarna stierf hij en liet zijn hele fortuin aan de jezuïeten na.

Manuscripten

Het vroegste werk van Greco, dat de datum 1619 draagt, was opgedragen aan de hertog van Lotharingen. Het is een zeer fraai verlucht manuscript op perkament, dat zich nu in de Biblioteca Nazionale in Florence bevindt. Daarin gebruikte hij de Napolitaanse vrije rochade, pas in 1623 nam hij de normale methode van rokeren over. In die jaren produceerde hij een groot aantal manuscripten, waarvan er vele nog steeds bestaan. Verscheidene hiervan zijn door Greco zelf geschreven in een afschuwelijk handschrift en in het meest barbaarse Italiaans dat je je kunt voorstellen, waaruit blijkt dat hij een man was van bijna geen opleiding.

Hier komen we voor het eerst de hoogst ingenieuze, maar ondeugdelijke gambieten tegen die hij in de Koningspaard- en Koningsloperopeningen bedacht. De laatste van zijn manuscripten (Napels, 1626 of later) keert weer terug naar de vrije rochade, maar hij merkt op dat hij altijd speelde volgens de regels van het land waar hij toevallig verbleef.

De meeste van deze manuscripten eindigen met een aantal problemen, waarvan er ook een collectie is in de Nationale Bibliotheek in Lissabon.
Bijna al deze manuscripten zijn opgedragen aan belangrijke personages en zijn vaak geschreven door een kopiist; verschillende bevatten een aantal goed uitgevoerde miniaturen en initialen. De toon van het werk wordt gevarieerd om te passen bij de smaak van de aangesprokene; dus één manuscript is getiteld: Trattato del Nobilissimo et Militare Esstrcitio de Scacchi, en is duidelijk bedoeld voor een hoge militaire officier, wiens naam echter niet in de opdracht wordt genoemd.
Dit wordt bevestigd door een merkwaardige opmerking aan het einde van een van de partijen, waar hij opmerkt dat Wit lang rokeert en aanvalt met zijn infanterie en cavalerie vanaf de kant van de koningstoren.

Aan het einde van een andere partij in dit manuscript—een tegengambiet in een Koningspaardopening— merkt de auteur op dat er dertien andere zetten zijn, maar dat hij ze niet geeft omdat het hem grote schade zou kunnen berokkenen! Dit tegengambiet moet een grote bron van inkomsten zijn geweest voor Greco.

Zijn werk werd pas lang na zijn dood gedrukt. De vroegste uitgave is een onvolmaakt Engels exemplaar uit het jaar 1656, door F. Beale, die de auteur “Biochimo” noemt. Een andere Engelse editie, getiteld “Chess made easy“, werd gepubliceerd in 1750. Lewis bracht in 1819 een rijkelijk geannoteerde versie uit, waarvan in 1833 een herdruk verscheen.


De vroegste Franse editie werd in 1669 in Parijs gepubliceerd. Het is een reproductie van de partijen en zes problemen van een van de manuscripten uit 1625, en met een nieuwe inleiding. Deze uitgaven werden gevolgd door talloze andere met snelle tussenpozen, waaruit bleek hoe groot de vraag naar het werk moet zijn geweest. De Franse edities van Greco zijn door schrijvers vaak aangezien voor edities van Ruy Lopez, en vice versa.

Een Duitse editie werd geproduceerd door Moses Hirschel in Breslau in 1784, waarvan elf jaar later een tweede editie verscheen in Leipzig. De beste versie van allemaal is van v.d. Lasa. Die verscheen voor het eerst in de Schachzeitung, waarvoor het later in 1859 werd herdrukt, samen met de Berliner Schacherinnerungen en Lucena van dezelfde eminente schrijver.

Een Deense uitgave verscheen in 1854, en een Nederlandse, door Van der Linde, in 1865.
Vreemd genoeg bestaat er geen enkele Italiaanse editie, en zijn partijen werden pas in 1861 voor het Italiaanse publiek gebracht, toen Usigli ze presenteerde in zijn Miscellanea. Het is echter niet meer dan terecht te vermelden dat Cozio (1766) verschillende van Greco’s partijen in zijn verhandeling opnam met het doel om fouten die daarin voorkwamen aan het licht te brengen.
Greco’s gevierde verzameling partijen was geen leerboek, zoals v.d. Lasa aangaf. Het bestaat uit een aantal varianten zonder enig goed verband en wordt nergens begeleid door noten.

Er worden zeer zwakke voortzettingen gevonden tegen de gevaarlijkste aanvallen, terwijl het eenvoudige rechttoe rechtaan spel vaak over het hoofd wordt gezien. Desalniettemin zijn deze partijen zeer leerzaam en, naar het oordeel van Ponziani, ideaal voor de vorming van nieuwe ideeën.
Ze zijn als het ware uit het leven gegrepen, omdat ze juist die fouten bevatten die zwakke spelers geneigd zijn te maken.

Enige voorbeelden:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *