Søren Kierkegaard, de Deense filosoof uit de 19e eeuw, wordt vaak gezien als de eerste filosoof van het existentialisme. Daarbinnen stelt men de individuele existentie van de mens, als uniek wezen die zichzelf moet scheppen, centraal. Kierkegaard was vooral een filosoof die zich bezon over de vraag op welke wijze een menselijk leven zou moeten worden geleefd. Met zijn nadruk op individu, keuzevrijheid en verantwoordelijkheid filosofeerde hij in die zin ‘existentialistisch’.
Kierkegaards denken wordt gekenmerkt door een unieke complexiteit vanwege zijn anti-systematische en vaak literaire benadering van de filosofie. Veel van zijn filosofische en theologische werken publiceerde hij bijvoorbeeld onder verschillende pseudoniemen en elk van deze “auteurs” schreven vanuit een ander filosofisch standpunt. Deze techniek stelde Kierkegaard in staat om verschillende manieren van denken en leven voor te stellen die overeenkwamen met zijn drie fasen van existentie:
- esthetisch,
- ethisch en
- religieus.
Deze indirecte en ironische stijl van schrijven stelde wetenschappers voor een probleem wanneer ze Kierkegaards definitieve visie op de dingen wilden achterhalen. Kierkegaard zocht deze dubbelzinnigheid echter bewust op, omdat hij wilde dat zijn lezers zelf keuzes zouden maken in plaats van zich te richten naar universele wetten of voorschriften van religieuze instituten. Hij schreef zijn lezers dus niets voor, en vertrouwde erop dat zij de waarde van zijn ideeën voor hun eigen leven zouden bepalen.
Zoals gezegd onderscheidt Kierkegaard drie niveaus of stadia van individueel bestaan waarmee men een authentiek zelf wordt, namelijk het esthetische, ethische en religieuze niveau van leven. Naarmate het individu vordert door deze stadia wordt hij zich steeds meer bewust van zijn relatie tot God. Dit besef leidt tot wanhoop als het individu zich de tegenstelling realiseert tussen het tijdelijke bestaan en de eeuwige waarheid:
- Het esthetische leven is gewijd aan eigen interesse en plezier. Zelfs degenen die verfijnd esthetisch genot nastreven, zoals kunstenaars, zijn in Kierkegaards visie zelfzuchtig omdat ze uiteindelijk niets hoger dan zichzelf achten. Ze zijn niet geïnteresseerd in iets dat hen overstijgt waardoor hun bestaan, of ze zich daar nu bewust van zijn of niet, zinloos en wanhopig is. Het is een eenzame en onverantwoorde keuze van leven.
- In het tweede niveau, het ethische leven, maakt een persoon een authentieke keuze die een bepaalde richting geeft aan zijn leven. Het nastreven van ethische waarden en normen overstijgt nu de eigen onmiddellijke behoeften en verlangens. Het ethisch individu onderzoekt de eigen daden en neemt er ook de verantwoordelijkheid voor. Sommige onderzoekers beschrijven het ethische bij Kierkegaard als min of meer samenvallend met de sociale normen van een bepaalde groep of cultuur. Zelfontplooiing wordt in het ethisch stadium gericht op verbondenheid met de anderen.
- Het derde, religieuze niveau van leven is bij Kierkegaard nauw verbonden met het ethische. Zowel ethiek als religie berusten immers op het zich bewust zijn van een hogere werkelijkheid die betekenis geeft aan de daden van het individu. Een bestaan op het religieuze niveau houdt echter een directe relatie met het eeuwige in, dat de rede met haar toewijding aan een aantal universele ethische normen overstijgt. Kierkegaard maakt in Afsluitend onwetenschappelijk naschrift onderscheid tussen “Religiositeit A” en “Religiositeit B”, waarbij de eerste vorm gesymboliseerd wordt door de figuur van Socrates met zijn passioneel streven naar zuivere waarheid en geweten, terwijl Religiositeit B als hoogste vervulling van menselijk bestaan de rede achter zich laat en begrip, zekerheid en vertrouwen vindt in het (christelijk) geloof. Het religieuze leven ontstaat uit de ethische fase, wanneer het individu de transcendente aard van ware idealen beseft, en inziet dat hij nog een lange weg heeft te gaan om deze idealen te realiseren.
Dit proces waardoor een individu een Zelf wordt, verloopt dus idealiter van het eerste naar het derde niveau. Omdat de mens in zijn ontwikkeling de vrijheid heeft om te kiezen, kan het echter zijn dat hij in een van deze fasen gefixeerd blijft. Een bijzonderheid van Kierkegaards ‘literatuur’ (zijn eigen term) is dat hij elk van deze levenswijzen laat vertegenwoordigen door een van de pseudonieme “auteurs” van zijn boeken. Daardoor is het voor onderzoekers allerminst duidelijk welke opvattingen er aan Kierkegaard zelf kunnen worden toegeschreven. Dit probleem van interpretatie is er niet in andere, religieuze werken die hij onder eigen naam publiceerde.
Kierkegaards bio
Søren Aabye Kierkegaard (1813-1855) werd in zijn kindertijd sterk beïnvloedt door zijn zeer religieuze vader, die ook aan hevige depressies leed. Zo geloofde zijn vader dat geen van zijn kinderen ouder zou worden dan 33 (de leeftijd waarop Jesus Christus aan het kruis stierf). En, inderdaad, vijf van de zes broers en zusters van Kierkegaard stierven voor hun 25ste!
Tegemoet komend aan de wens van zijn vader, ging Kierkegaard theologie studeren aan de Universiteit van Kopenhagen. Maar na het overlijden van zijn vader, voelde hij zich vrij om te kiezen voor filosofie in plaats van theologie.
Hij schreef kritische teksten over georganiseerde religie, het Christendom, moraliteit, ethiek, psychologie en religieuze filosofie. Vaak was dat in de vorm van metaforen, ironie en/of parabels. In veel van zijn werk gaat hij in op hoe men als “zelfstandig individu” moet leven en benadrukt daarbij het belang van de persoonlijke keuze en daarna de toewijding daaraan.
Of-of
Het eerste van de twintig boeken die Kierkegaard schreef was: Of-of, uitgegeven in 1834. Het ging over de primaire noodzakelijkheid in het leven om keuzes te maken in wat voor situatie dan ook. Er is volgens hem altijd keuze uit drie: een persoonlijk, rationeel, besluit; een besluit uit verlangen naar plezier; en, ten slotte, de keuze om de wil van God te volgen.
Volgens Kierkegaard zijn onze beslissingen zinloos als we geen relatie met God hebben. Het boek is voor een deel ook te lezen als een liefdesbrief aan zijn verloofde Regine Olsen (1822–1904).
Regine Olsen
Kierkegaard en Olsen ontmoetten elkaar op 8 mei 1837 en waren direct tot elkaar aangetrokken, maar op 11 augustus 1841 verbrak hij de verloving, ondanks dat hij in zijn dagboeken nog steeds zijn liefde voor haar als ideaal zag.
Later schrijft hij dat zijn “melancholie” hem ongeschikt maakt voor een huwelijk. En weer later: “I owe everything to the wisdom of an old man and to the simplicity of a young girl.” De oude man is waarschijnlijk zijn vader, en het jonge meisje Olsen.
Afstudeerscriptie
Op 29 September 1841, verdedigde Kierkegaard zijn master thesis, “On the Concept of Irony with Continual Reference to Socrates”. De commissie ter beoordeling ervan vond het een opmerkelijk en doordacht werkstuk, maar te informeel en grappig om te dienen als een serieuze academische master thesis. Het werk ging over ironie en de colleges van Schelling in 1841, die Kierkegaard, samen met Mikhail Bakunin, Jacob Burckhardt en Friedrich Engels had gevolgd. Blijkbaar had ieder van hen ze opgepakt vanuit een amder perspektief!
De erfenis van zijn familie (ongeveer 31,000 rigsdaler) maakte het mogelijk dat hij zich volledig aan de filosofie kon wijden en dat hij de dagelijkse beslommeringen aan een paar bedienden kon overlaten.
In 1855, zakte Kierkegaard op straat in Kopenhagen in elkaar en stierf een maand later in het ziekenhuis. Men denkt dat hij leed aan de ziekte van Pott (een vorm van tuberculose die de ruggengraad aantast).
Kierkegaard’s aforismen
Kierkegaard’s dagboeken staan vol met aforismen. De volgende passage van 1 augustus 1835, is misschien het vaakst aangehaald en een sleutel voor existentiële studies:
- “What I really need is to get clear about what I must do, not what I must know, except insofar as knowledge must precede every act. What matters is to find a purpose, to see what it really is that God wills that I shall do; the crucial thing is to find a truth which is truth for me, to find the idea for which I am willing to live and die.”
En nog meer aforismen
- “Life can only be understood backwards; but it must be lived forwards.”
- “The function of prayer is not to influence God, but rather to change the nature of the one who prays.”
- “People demand freedom of speech as a compensation for the freedom of thought which they seldom use.”
- “People understand me so poorly that they don’t even understand my complaint about them not understanding me.”
- “Life is not a problem to be solved, but a reality to be experienced.”
- “There are two ways to be fooled. One is to believe what isn’t true; the other is to refuse to believe what is true.”
- “The most common form of despair is not being who you are.”
- “The greatest hazard of all, losing one’s self, can occur very quietly in the world, as if it were nothing at all. No other loss can occur so quietly; any other loss – an arm, a leg, five dollars, a wife, etc. – is sure to be noticed.”
- “I see it all perfectly; there are two possible situations — one can either do this or that. My honest opinion and my friendly advice is this: do it or do not do it — you will regret both.”
- “Marry, and you will regret it; don’t marry, you will also regret it; marry or don’t marry, you will regret it either way. Laugh at the world’s foolishness, you will regret it; weep over it, you will regret that too; Believe a woman, you will regret it; believe her not, you will also regret it… Hang yourself, you will regret it; do not hang yourself, and you will regret that too; This, gentlemen, is the essence of all philosophy.”
- “The Bible is very easy to understand. But we Christians are a bunch of scheming swindlers. We pretend to be unable to understand it because we know very well that the minute we understand, we are obliged to act accordingly.”
- “The tyrant dies and his rule is over, the martyr dies and his rule begins.”
- “A fire broke out backstage in a theatre. The clown came out to warn the public; they thought it was a joke and applauded. He repeated it; the acclaim was even greater. I think that’s just how the world will come to an end: to general applause from wits who believe it’s a joke.”