Maria I van Schotland (1542-1587) wordt soms verward met Maria I van Engeland (ook wel Bloody Mary genoemd, maar dat was een nicht van haar vader). Wel leefden beiden ongeveer tegelijkertijd.
Maria I Stuart of Stewart, ook bekend als Mary, Queen of Scots, was koningin van Schotland van 14 december 1542 tot 24 juli 1567. Zij was de dochter van koning James V en Maria van Guise. Toen zij zes dagen oud was werd zij al koningin, als gevolg van de dood van haar vader na de Slag bij Solway Moss. Maria Stuart is misschien de bekendste Schotse monarch, deels wegens haar tragische levensgeschiedenis en haar einde op het hakblok.
Huwelijk(en)
Eduard VI van Engeland
Hendrik VIII van Engeland ondertekende op 1 juli 1543 het verdrag van Greenwich, dat bepaalde dat de toen zes maanden oude Maria, als ze tien jaar werd, naar Engeland zou komen om te trouwen met zijn zoon Eduard VI van Engeland. De katholieke kardinaal Beaton Earl of Lennox begeleidde haar op 27 juli 1543 naar Stirling Castle met 3500 gewapende mannen om haar te beschermen tegen protestanten.
Ze werd er op 9 september 1543 in de kapel tot koningin gekroond.
Kort voor de kroning hielden de Engelsen Schotse kooplieden uit Frankrijk aan en namen hun koopwaar in beslag. Het Parlement van Schotland verbrak daarop in december het verdrag van Greenwich.
Hendrik VIII stuurde zijn leger om Maria alsnog tot het beloofde huwelijk te dwingen. In mei 1544 nam de Engelse graaf van Hertford – de latere hertog van Somerset – Edinburgh in en de Schotten evacueerden Maria naar Dunkeld.
Frans II van Frankrijk
Op 10 september 1547 verloren de Schotten de Slag bij Pinkie Cleugh en Maria vluchtte naar Inchmahome Priory en smeekte koning Hendrik II van Frankrijk om hulp. Die bood een bondgenootschap aan, bezegeld met een huwelijk van de vierjarige Maria met zijn driejarige kroonprins Frans.
In februari 1548 namen de Engelsen Haddington in en de Schotten brachten Maria naar Dumbarton Castle. In juni landde een Frans leger te Leith en na een belegering heroverden ze Haddington.
Op 7 juli 1548 keurde het Schotse parlement het huwelijk van Mary met Frans goed en Maria reisde via Roscoff in Bretagne naar het Franse hof, waar ze opgevoed werd.
Op 24 april 1558 huwde zij in de Notre-Dame met de kroonprins Frans II van Frankrijk en zo was ze gedurende zeventien maanden koningin van Frankrijk, tot aan de vroegtijdige dood van haar echtgenoot op 5 december 1560. Op 19 augustus 1561 keerde Maria terug naar Schotland.
Maria zond William Maitland of Lethington als gezant naar het Engelse hof om te bepleiten dat zij de rechtmatige troonopvolger was. Koningin Elizabeth I weigerde echter om al een troonopvolger aan te wijzen. Er werd een ontmoeting van beide koninginnen gepland, maar Elizabeth zond Sir Henry Sidney om af te zeggen vanwege de Hugenotenoorlogen in Frankrijk.
De oom van Maria, kardinaal Karel van Lotharingen, onderhandelde met aartshertog Karel II van Oostenrijk om een huwelijk aan te gaan met Maria, maar zij wees dat af. Zelf onderhandelde ze met Don Carlos van Spanje, erfopvolger van koning Filips II van Spanje, maar die verhinderde dat.
Elizabeth wilde dat Maria zou trouwen met de Engelse protestant Robert Dudley, de 1e graaf van Leicester, maar die wilde niet.
Henri Stuart, Lord Darnley
In februari 1561 was Maria’s Engelse neef, Lord Darnley, in Frankrijk zijn deelneming komen betuigen bij de dood van haar echtgenoot Frans. Ze zagen elkaar terug op 17 februari 1565 in Wemyss Castle in Schotland en Maria werd verliefd op de 1,80 m lange man. Zij trouwden te Holyrood Palace op 29 juli 1565. Beiden waren katholiek en daarom moest de paus een vrijstelling verlenen zodat ze als neef en nicht mochten trouwen.
In oktober 1565 bleek Maria zwanger, maar er gingen geruchten dat haar privésecretaris David Rizzio de vader was en dat maakte Darnley jaloers. Op 9 maart vermoordden protestanten Rizzio in het bijzijn van de zwangere Maria op een banket in Holyrood Palace.
Maria beviel van James op 19 juni 1566 in Edinburgh Castle.
Eind november 1566 besprak Maria te Craigmillar Castle de echtscheiding van Darnley, maar die vluchtte naar Glasgow. Eind januari 1567 gebood Maria haar echtgenoot terug te keren naar Edinburgh.
Darnley herstelde van een ziekte in een huis bij de vroegere abdij van Kirk o’ Field en Maria bezocht hem elke dag. In de eerste uren van de ochtend van 10 februari 1567 verwoestte een ontploffing Kirk o’ Field en Darnley werd dood aangetroffen in de tuin. Lord Bothwell1 werd verdacht van moord, maar werd op 12 april vrijgesproken na een rechtszitting van zeven uren.
James Hepburn, Lord Bothwell
Een week later overtuigde Bothwell vierentwintig edelen en bisschoppen om de Ainslie Tavern Bond te ondertekenen, waarin ze toestemden in zijn huwelijk met koningin Maria.
Maria bezocht haar zoon tussen 21 en 23 april 1567 te Stirling. Bij haar terugkeer naar Edinburgh op 24 april ontvoerde Lord Bothwell haar naar Dunbar Castle.
Volgens ooggetuige James Melville of Halhill verkrachtte hij haar. Op 6 mei keerden Maria en Bothwell terug naar Edinburgh en op 15 mei trouwden ze voor de protestantse kerk.
Katholieken vonden Bothwells echtscheiding en het protestantse huwelijk onwettig. Zowel katholieken als protestanten vonden het ongepast dat Maria hertrouwd was met de man die beschuldigd was van de moord op haar echtgenoot. Zesentwintig Schotse lords trokken met een leger op tegen Maria en Bothwell. In de Slag bij Carberry Hill op 15 juni deserteerden de soldaten van Maria. De lords voerden Maria naar Edinburgh, waar de menigte haar uitschold voor hoer en moordenares. De nacht erop werd ze opgesloten in Loch Leven Castle op een eiland in het midden van Loch Leven.
Op 24 juli werd ze gedwongen tot troonsafstand ten voordele van haar eenjarige zoon James en Moray werd regent.
Gevangen en onthoofd
Op 2 mei 1568 ontsnapte Maria uit Loch Leven Castle met hulp van George Douglas, broer van de kasteelheer Sir William Douglas, 6th Earl of Morton. Ze verzamelde 6000 man en vocht op 13 mei tegen Moray in de Slag bij Langside. Ze werd verslagen en vluchtte naar het zuiden, overnachtte in Dundrennan Abbey en stak op 16 mei in een vissersboot de Solway Firth over naar Engeland.
Ze landde te Workington in Cumberland en overnachtte in Workington Hall, maar op 18 mei namen de autoriteiten haar in hechtenis.
Maria verwachtte hulp van Elizabeth, maar die stelde een onderzoek in of Maria schuld had aan de moord op Darnley. Midden juli 1568 werd Maria overgebracht naar Bolton Castle. Tussen oktober 1568 en januari 1569 werden conferenties gehouden te York en Westminster. In Schotland vochten haar aanhangers ondertussen de Marian Civil War tegen de regent Moray.
Maria vond de conferentie te York onbevoegd om over haar als koningin te oordelen en hield zich afzijdig. Later wilde ze zich wel verdedigen op de conferentie van Westminster, maar Elizabeth weigerde toen haar toe te laten. Moray legde acht brieven in het Frans van Mary aan Bothwell voor als bewijs, samen met twee huwelijkscontracten en enkele sonnetten, gevonden in een met zilver ingelegd kistje, opgesmukt met het monogram van koning Frans II. Maria stelde dat het om vervalsingen ging. De voorzitter van de conferentie Thomas Howard, 4th Duke of Norfolk schreef op 11 oktober 1568 aan Elizabeth dat ze de schuld van Maria bewezen als ze echt waren. Moray zond in september een bode naar Dunbar om een kopie van de echtscheidingsacte van Bothwell.
De conferenties kwamen niet tot schuld of vrijspraak. Moray keerde terug naar Schotland als regent en Maria bleef opgesloten in Engeland. Ze kreeg een luxueus huisarrest, met een staf van ten minste zestien bedienden en verhuisde regelmatig naar andere kastelen. Ook bracht ze zeven zomers door in de thermale badplaats Buxton.
Als katholiek familielid van de protestantse koningin Elizabeth I van Engeland maakte ze echter aanspraak op de Engelse troon. Katholieken vestigden hun hoop op Maria als de in hun ogen rechtmatige erfgename van de troon. Aldus werd de Schotse koningin een bedreiging voor Elizabeth. Uiteindelijk werd Maria opgesloten in het afgelegen kasteel Fotheringhay.
In 1587 werd haar naam genoemd in de samenzwering van Babington (dat was een plan om Elizabeth te vermoorden en te vervangen door Maria). Zij had schriftelijk ingestemd met het moordcomplot tegen Elizabeth I. Het idee was dat zes edelen, de door katholieken als onwettig beschouwde, Elizabeth moesten vermoorden en Maria op de troon zetten, zodat het katholieke geloof in Engeland weer hersteld kon worden. Francis Walsingham ondermijnde het plan en gaf Elizabeth daarmee een reden om Maria van Schotland te executeren.
Na een proces werd zij ter dood veroordeeld en onthoofd. Maria Stuart was 44 jaar toen ze werd geëxecuteerd. Toen de beul het afgehakte hoofd aan het volk wilde tonen, hield hij een donkerharige pruik in zijn hand. Op de grond lag het hoofd met hoofdhaar dat al helemaal grijs was.
1 James Hepburn, (circa 1535-1578) was 4e graaf van Bothwell (4th Earl of Bothwell), en wordt meestal slechts aangeduid met Bothwell. Bothwell was de derde echtgenoot van Maria I van Schotland en zij was zijn derde echtgenote.
Bothwell was waarschijnlijk al adviseur en ridder officier aan het hof van Maria I vanaf het moment dat ze terugkeerde naar Schotland. Hun verhouding begon echter pas in 1566, na de geboorte van haar zoon, de toekomstige James I van Engeland. Bothwell was getrouwd met Jean, dochter van de Graaf van Huntley, in februari 1566. Begin mei 1567 scheidde hij van haar op grond van overspel met een bediende.
Slechts 12 dagen na Bothwells scheiding van zijn 2e vrouw, op 15 mei 1567 trouwden Maria en Bothwell, naar men zegt nadat Bothwell haar had ontvoerd en verkracht. Dit protestants huwelijk met een gescheiden man die verdacht was van moord op haar 2e echtgenoot maakte Maria impopulair en was een hoofdreden waarom zij afstand moest doen van de troon. In december van hetzelfde jaar raakte Bothwell al zijn titels kwijt omdat hij verraad pleegde. Hij vertrok naar Scandinavië om een leger op de been te brengen dat Maria weer op de troon zou helpen. Hij werd echter gevangengenomen op klacht van zijn eerste vrouw, die hij verlaten had en die haar bruidsschat terug eiste.
De Deense autoriteiten vernamen toen dat de Engelsen hem zochten voor de moord op Darnley. Hij bleef opgesloten in Slot Dragsholm en sleet hij de rest van zijn leven onder erbarmelijke omstandigheden en stierf uiteindelijk, krankzinnig geworden, in 1578. Zijn lichaam ligt opgebaard in Fårevejle Kirkeby naast de kerk van Dragsholm.