Wanneer mensen met elkaar in discussie gaan, komen er vaak drogredenen in hun argumentatie naar voren. Om beter kritisch te kunnen denken is het handig er weet van te hebben en ze te kunnen herkennen. De laatste tijd kun je er veel horen in de Amerikaanse media. Hier in Nederland zal het, met de verkiezingen op komst, ook wel weer vaker gaan voorkomen.
Wat zijn drogredenen?
Een drogreden, schijnreden of sofisme is een reden of redenering die niet correct is, maar wel aannemelijk lijkt. Drogredenen verwijzen naar specifieke redeneerfouten die zo wijdverbreid zijn dat ze een eigen categorie zijn geworden. In wezen maken drogredenen argumenten onjuist. Ze kunnen opzettelijk zijn of niet; we zijn ons er niet altijd van bewust wanneer we ze gebruiken.
De oudste bekende teksten hierover zijn de dialoog Euthydemus van Plato, waarin een reeks onbenoemde drogredenen de revue passeert, en het werk Sophistikoi Elenchoi van diens leerling Aristoteles. In dit werk werden door hem diverse figuren voor het eerst benoemd en ontleed. Het staat nog steeds model voor publicaties over drogredenen, denkfouten, informele logica en argumentatie-theorie.
Drogredenen worden vaak opzettelijk gebruikt door demagogen. Volgens de Britse filosoof Jeremy Bentham konden ze enkel dienen om al wat krom is schijnbaar recht te praten: “Abuse can only be defended by fallacies”.
Het doel van een drogreden is om de discussie van de inhoud weg te sturen en op een zijspoor te zetten. Hier zijn er een paar.

Het beroep op onwetendheid
Misschien wel een van de meest voorkomende denkfouten is het beroep op onwetendheid. Dit wordt vaak gebruikt voor iets dat niet bewezen is of niet bewezen kan worden. Dit kan twee kanten opgaan, maar het begint met de aanname dat iets
- niet bewezen is of
- niet weerlegd is,
en concludeert vervolgens dat
- het daarom waar moet zijn of
- het daarom onwaar moet zijn.
Daardoor kunnen we in een situatie terechtkomen waarin we logisch gezien niet consistent zijn. Bijvoorbeeld: Niemand heeft het bestaan van God bewezen. Daarom bestaat God niet. Of: Niemand heeft het bestaan van God kunnen weerleggen. Daarom moet God bestaan.
In dit soort argumenten wordt geen positief bewijs aangevoerd, en dat is juist datgene wat nodig is om een conclusie te ondersteunen en te rechtvaardigen. In het voorbeeld hebben we alleen deze vage categorie ‘niemand’, die geen specifieke geloofwaardigheid, betrouwbaarheid of autoriteit biedt. Bovendien presenteert het alleen een negatieve premisse: het gebrek aan bewijs.
Dat is echter slechts de helft van het argument. Het verwijst alleen naar het feit dat een groep niet nader gespecificeerde mensen er niet in geslaagd is het bestaan van God te bewijzen. Misschien maakt dat ons een beetje sceptisch, maar het belangrijkste is dat dit niet voldoende is om de conclusie te ondersteunen.
Pogingen om iets te bewijzen of te weerleggen moeten systematisch, kritisch en door gekwalificeerde deskundigen worden uitgevoerd. Voor iets dat alleen observatie vereist, zijn bijvoorbeeld geen speciaal gekwalificeerde deskundigen nodig. Als we stellen dat Mark nog nooit een bekeuring voor te hard rijden heeft gekregen, dus waarschijnlijk niet te hard rijdt, is meer dan observatie niet nodig.
Maar er zijn andere gevallen waarin we een beroep moeten doen op speciaal gekwalificeerde deskundigen.
Het beroep op emoties
Het veelgebruikte gezegde dat “onze emoties de overhand kregen”, vat deze fout goed samen. Natuurlijk kunnen we hier met “emoties” verschillende soorten bedoelen, maar bijzonder aangrijpend zijn die welke worden opgewekt door angst of medelijden.
Er zijn verschillende soorten beroep op emoties, niet alleen op basis van de emotie zelf, maar ook op basis van de uitwerking die ze hebben.
Een veelvoorkomende vorm van deze drogreden is een beroep op angst. Dit kan de vorm aannemen van een dreigement of de presentatie van een verondersteld negatief toekomstscenario dat men zou willen voorkomen.
In dit laatste geval kan dit ook verband houden met een ander type drogreden, bekend als het hellend vlak, waarbij men angst kan opwekken voor het ondernemen van een bepaalde actie en dat die zal leiden tot een verondersteld onvermijdelijk resultaat dat we willen vermijden.
Wel moet worden opgemerkt dat een beroep op emotie op zich niet misleidend is; het is misleidend wanneer het op een bedrieglijke manier wordt gebruikt. Er is dus een goed beoordelingsvermogen nodig om de elementen van het argument en de context ervan te beoordelen en te bepalen of er sprake is van een drogreden.

Net als bij het beroep op emotie is een beroep op autoriteit op zich niet onjuist; een juist beroep op autoriteit is zelfs een van de betere instrumenten die we hebben voor goed, kritisch denken en logisch redeneren — zelfs als we er rekening mee houden dat experts zich soms ook kunnen vergissen.
Het gaat er dus om te kijken of de autoriteit die gebruikt wordt om iemand te overtuigen, goed en gepast is. Om deze drogreden te vermijden, moeten we ons afvragen of de persoon in kwestie een deskundige is, of hij of zij betrouwbaar en eerlijk is geweest en wat de feiten laten zien. Hoe consistent zijn zijn/haar argumenten geweest? Wat zeggen andere gerelateerde experts over hetzelfde onderwerp; is er overeenstemming? Elk van deze vragen (en deze lijst is niet volledig) kan worden uitgebreid met meer gedetailleerde vragen, maar om het kort samen te vatten, moeten we ons afvragen: “zegt wie?”
Soms is er een verband met het beroep op emoties wanneer dit onzekerheid opwekt over iemands gebrek aan kennis of een opgeblazen vertrouwen in iemand anders. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer beroemdheden worden ingezet om dingen te promoten waarvoor ze niet over de juiste expertise beschikken (denk aan influencers).
Soms gebruiken mensen zelfs de term “experts” op een vage manier en doen ze loze uitspraken als “experts zeggen dat…”. Andere keren wordt de verkeerde entiteit gebruikt om een standpunt te ondersteunen, zoals “de meeste tandartsen raden X aan”.
Een belangrijke les is dat een van de beste informatiebronnen die we kunnen hebben, is weten welke informatie goed is en welke bronnen goed zijn, waardoor we fake news (nepnieuws) kunnen onderkennen.
Het beroep op het volk (of de meerderheid)
Net als bij de andere hier besproken drogredenen kan dit verschillende vormen aannemen. Over het algemeen lijkt een deel van de menselijke aard te neigen naar conformiteit met anderen, vooral met de meerderheid (“Iedereen zegt…” of “De meeste mensen vinden…“).
Net als bij de andere drogredenen kan dit echter ons oordeel vertroebelen en ons kritisch denken belemmeren. Dit kan leiden tot druk die resulteert in discriminatie en ongerechtvaardigde vooroordelen. Net als bij de andere drogredenen moeten we echter niet automatisch aannemen dat de meerderheid altijd ongelijk heeft en evenmin het tegengestelde; we moeten de verdiensten van het gepresenteerde argument in overweging nemen. De oplossing om deze drogreden te vermijden is eenvoudig: stem uw conclusie af op het bewijs.
Een van de hoofdoorzaken van deze drogreden is tribalisme. Dit komt ook in vele vormen voor: sportfandom en politieke loyaliteit, om er maar een paar te noemen. Deze tribale loyaliteiten kunnen zo sterk worden dat we blind worden voor de fouten van onze eigen groepen; in de sport zien we bijvoorbeeld veel meer overtredingen begaan door het “andere team”. Of in de politiek begrijpen we misschien niet volledig de standpunten van onze politieke partijen, maar gaan we er in mee omdat we aannemen dat we ‘aan de goede kant’ staan.
Het beroep op tradities
In dezelfde geest als bij een beroep op de meerderheid, gaan mensen er soms van uit dat tradities gezaghebbend zijn, terwijl dat niet zo hoeft te zijn. Zo beroepen mensen zich vaak op gemeenschappelijke “tradities” uit het verleden als bewijs, bijvoorbeeld wanneer mensen iets onwaars beweren, zoals “Toen ik een kind was, hadden we geen veiligheidsgordels, en ik heb het overleefd“, alsof dat voldoende bewijs is – wat het niet is.
Om een paar van de belangrijkste fouten hier te noemen:
- de steekproefomvang is klein (één persoon) en
- er is veel onweerlegbaar bewijs dat veiligheidsgordels levens redden.
Wat hier dus in wezen aan de hand is, is een onjuist beroep op gebruiken uit het verleden, alsof “traditioneel” op zichzelf voldoende is om hun voortdurende gebruik te rechtvaardigen, terwijl recenter bewijs het tegendeel kan bewijzen.
Dus nogmaals, de belangrijkste vraag hier is om te onderzoeken of er sprake is van misbruik van het beroep op traditie.

De bewijslast
De “last” van het bewijzen/weerleggen van een stelling wordt bij de ander neergelegd of wordt ontweken. Dit kan weer verschillende vormen hebben.
Ontduiken van de bewijslast
Bij deze drogreden geeft men geen bron of duidelijke uitleg waarom iets zo is, maar stelt men het voor als een simpel feit. Hierdoor wordt het voor de opponent heel erg moeilijk om inhoudelijk te reageren op zijn tegenstander.
- “O, dat weet ik gewoon.”
De stelling wordt verondersteld een gegeven te zijn, een a priori-waarheid.
- “Dat hoef ik niet te bewijzen, dat ís gewoon zo!”
Hier wordt gesteld dat iets zo overduidelijk is of dat er geen nader argument hoeft te worden gegeven om aan te nemen dat iets het geval is; deze vorm van ontduiking van de bewijslast leunt aan tegen het bewijs per intimidatie.
- “Ook al kan ik er geen bewijs voor leveren, het is wel waar.”
Deze drogreden veronderstelt dat er gewoonweg geen manier zou zijn om te bewijzen dat iets het geval is; er rest de tegenstander niets anders dan de stelling voor waar aan te nemen, waarbij deze vorm gaat lijken op een autoriteitsargument.
Verschuiven van de bewijslast
Hierbij wordt gepoogd een eerder weersproken argument door middel van een ad-hoc-hypothese te redden of geprobeerd de oorspronkelijke stelling ongemerkt iets aan te passen om te voorkomen dat deze (volledig) weerlegd wordt. Dit heet ook wel “de doelpalen verplaatsen” (moving the goalposts) zodat de tegenstander niet kan “scoren“. Een bekend voorbeeld is The Parrot Sketch (1969) van Monty Python.
- Klant: “Mijn pasgekochte papegaai is dood.” Verkoper: “Nee, hij slaapt gewoon.” (Klant probeert papegaai ruw wakker te maken). Klant: “Hij is nog steeds dood.” Verkoper: “Nee, hij is bedwelmd.” Klant: “Ik ben het beu; deze papegaai is duidelijk overleden (…).” Verkoper: “Misschien verlangt hij naar de fjorden…” enz. enz.
Een ander voorbeeld is hoe apologeten, die in de onfeilbaarheid van de Bijbel geloven, de discrepantie tussen Matteüs 2:1 (volgens welke Jezus in of vóór 4 v.Chr. is geboren) en Lucas 2:2 (volgens welke Jezus in of na 6 n.Chr. is geboren) proberen op te lossen.
- Apologeet: “Misschien had Quirinius een eerdere termijn in Syria toen Herodes nog leefde, en is Jezus toen geboren.” Scepticus: “Daarvoor is geen bewijs en hij was al gouverneur van Galatia.” Apologeet: “Misschien maakten ze een uitzondering voor Quirinius.” Scepticus: “In de hele geschiedenis van het Romeinse Rijk is er nog nooit iemand geweest met een dubbel gouverneurschap, en Varus was toen al gouverneur van Syria.” Apologeet: “Misschien was Quirinius geen gouverneur maar slechts een beheerder die de volkstelling uitvoerde.” Scepticus: “Maar in Lucas 2:2 staat duidelijk “gouverneur” (ἡγεμονεύοντος).” Apologeet: “Misschien bedoelde Lucas eigenlijk “beheerder” toen hij “gouverneur” schreef…” enz. enz.
Omkeren van de bewijslast
Bij voorbaat al tegenargumenten van de tegenstander verlangen in plaats van zelf eerst de stelling te onderbouwen.
- “Ik vind dit een goed plan. Bent u het niet met mij eens? Kom dan eerst maar eens met argumenten!”
- “Ik geloof niet in God.” – “O ja? Bewijs jij dan maar eens dat Hij níet bestaat!”
- “Als je mijn ongelijk niet kunt aantonen, heb ik gelijk.”
Enzovoorts
Er zijn nog veel meer vormen van drogredenatie, maar ik wil hier geen uitputtende lijst geven.
Met het doel van een drogreden (afleiden van de inhoud) in gedachten, zullen we er de komende tijd (september/oktober 2025) veel gaan horen en/of lezen en ze dan als zodanig gaan herkennen.
Misschien een idee om onderstaande Drogredenen Bingo te spelen?