Reïncarnatie

Na het lezen van het boek Op de grens van twee werelden, het wondere leven na de dood van het medium Mulder-Schalekamp (1906-1975), ben ik geïnteresseerd geraakt in die grens tussen twee werelden. Een vorm daarvan is reïncarnatie, ofwel het geloof dat elk mens een onstoffelijk beginsel (ziel) bezit dat voor de geboorte en na het overlijden aan een ander leven gekoppeld is/wordt. Sommige gelovigen menen dat er concrete bewijzen voor bestaan in de vorm van verifieerbare kennis of herinneringen waar geen natuurlijke verklaring voor is. 

Oost en West verschillen

De reïncarnatiegedachte is in het Westen gepopulariseerd door Madame Blavatsky en haar Theosophical Society. Deze ideeën zijn weer overgenomen door Rudolf Steiner in zijn antroposofie. Steiners ideeën over reïncarnatie verschillen sterk van de ‘oosterse’ (het hindoeïsme en boeddhisme).
De oosterse reïncarnatie heeft het meest weg van een ongerichte kringloop waaruit men verlost moet worden. Antroposofen zien er een gerichte opstijgende lijn in. Het ‘ik’ wordt, in hun theorie, steeds rijper, vrijer en uiteindelijk goddelijk, terwijl de boeddhisten het ‘ik’ als een illusie zien.

Degenen die in reïncarnatie geloven, citeren vaak beroemdheden die dit geloof gedeeld zouden hebben, zoals autokoning Henry Ford, Pythagoras en Benjamin Franklin. Franklin wordt de reïncarnatie gedachte toegedicht op basis van het grafschrift dat hij voor zichzelf geschreven heeft. In dit grafschrift vergelijkt Franklin zichzelf met een boek en zijn lichaam met het kaft ervan, dat ligt te vergaan: ‘But the work shall not be lost; for it will, as he believ’d, appear once more in a new and more elegant edition, corrected and improved by the Author.’ Maar dit kan men ook uitleggen als Franklin’s geloof in de christelijke leerstelling van de opstanding der doden, die hij ziet als een herdruk verzorgd door God.

Herinneringen van kinderen aan vorige levens blijken geregeld voor te komen. Tussen hun tweede en vijfde jaar kunnen kinderen spontaan beginnen te vertellen over toen ze ‘nog groot waren’. Ze weten bijvoorbeeld waar ze hebben gewoond, hoe ze heetten, wat hun beroep was en hoe ze zijn overleden. Vanaf hun achtste jaar vervagen die herinneringen meestal weer en gaan de kinderen zich identificeren met hun eigen leven.

Bewijzen

Als concrete bewijzen voor reïncarnatie worden veelal herinneringen aangevoerd. Deze herinneringen zijn van twee typen: herinneringen die naar boven komen tijdens zogeheten regressiehypnose en herinneringen aan vorige levens die spontaan door kinderen worden verteld.
Omdat hypnose wat mij betreft een onbetrouwbaar instrument is, lijken mij de herinneringen aan een vorig leven van kinderen betrouwbaarder.

In dit verband is het bekendste geval, dat van Dorothy Eady die beweerde in het oude Egypte te hebben gewoond. Maar overtuigender is het verhaal van Shanti Devi, een Indiase vrouw geboren in 1926 in Delhi, India, en overleden in 1987.

Shanti Devi

Shanti Devi werd geboren op 11 december 1926 als derde dochter van Rang Bahadur Mathur in Delhi. Haar moeder heette Prem Pyari. Shanti begon pas op haar derde jaar te praten en had het dan wel eens over een vorig leven in Mathura (een stad ongeveer 150 kilometer van Delhi).

Ze zei bijvoorbeeld ‘Dit soort eten was ik niet gewend in Mathura’, of ze had het over de kleren die ze in Mathura placht te dragen. Ze zei ook dat haar huis in Mathura geel was en dat ze een stoffenzaak hadden. Soms noemde ze zelfs plaatsen aldaar en beschreef verwanten. Ze noemde ook de kaste van haar ‘man’ , te weten Choban. De eerste keer dat ze over haar ‘man’ sprak wist ze te vertellen dat hij een leesbril had en een grote moedervlek onder zijn linkeroor en een lichte teint. Haar ouders probeerden dit gepraat te ontmoedigen, want ze meenden dat kinderen die over een vorig leven spreken vroeg zullen sterven.

Pas toen haar uitspraken over haar vorige leven hardnekkiger werden, begonnen ze zich zorgen te maken. Shanti sprak vaak over het voedsel dat ze kookte voor haar familie, de straten van Mathura, enz.
Hoe ouder ze werd, hoe meer Shanti verhalen vertelde over haar vorige leven, waarbij ze er bij haar ouders op aandrong haar naar Mathura te brengen.

Shanti Devi (1926–1987), of ook Lugdi Devi (1902–1925) in haar vorig leven

Eerste bewijs

Op school vertelde ze dat ze getrouwd was en tien dagen na de geboorte van een kind was overleden. Geïnterviewd door haar leraar en schoolhoofd, gebruikte ze woorden uit het Mathura-dialect en maakte de naam van haar echtgenoot, “Kedar Nath“, bekend. De directeur vond in Mathura een koopman met die naam die zijn vrouw, Lugdi Devi, negen jaar eerder had verloren, tien dagen nadat hij een zoon had gekregen.

Tweede bewijs

Kedar Nath reisde met zijn zoon naar Delhi en deed zich voor als zijn eigen broer, maar Shanti Devi herkende hem en de zoon van Lugdi Devi onmiddellijk.

Derde bewijs

Omdat ze verschillende details kende van Kedar Naths leven met zijn vrouw, was hij er al snel van overtuigd dat Shanti Devi inderdaad de reïncarnatie van Lugdi Devi was. Tijdens het diner liet ze de favoriete gerechten van “haar man” bereiden en als bewijs van haar reïncarnatie beschreef ze het huis en de plek waar ze haar persoonlijke juwelen en een som geld had verborgen.

Vierde bewijs

Later werd ze door Kedar Nath uitgenodigd om samen met haar ouders zijn huis te bezoeken en het meisje maakte de reis zonder te verdwalen, wat bewees dat ze die straten goed kende, ook al was het de eerste keer dat ze die stad bezocht.

Vijfde bewijs

Bij aankomst herkende ze al haar ‘buren’ bij naam, hoewel ze ze nog nooit eerder had gezien. Ze beschreef hun huizen en kinderen en schold “haar man” uit omdat hij het huis in een andere kleur had geschilderd, waardoor de man opnieuw verbaasd achterbleef.

Zesde bewijs

Tijdens de ontmoeting herkende ze haar kinderen, inclusief degene die ze nooit had gekend, en vertelde ze dingen die alleen de overleden vrouw kon weten en beschreef ze de overgangsperiode tussen het ene lichaam en het andere. Toen het tijd was om afscheid te nemen, huilde ze bij de gedachte haar kinderen weer achter te moeten laten, maar ze bleef altijd in contact met haar vorige familie.

Onderzoekscommissie

De zaak werd onder de aandacht gebracht van Mahatma Gandhi, die een onderzoekscommissie oprichtte. De commissie reisde met Shanti Devi naar Mathura en arriveerde daar op 15 november 1935. Ze herkende verschillende familieleden, waaronder de grootvader van Lugdi Devi. Ze ontdekte dat Kedar Nath had nagelaten een aantal beloften na te komen die hij aan Lugdi Devi op haar sterfbed had gedaan. Daarna reisde ze met haar ouders naar huis. Het rapport van de commissie, gepubliceerd in 1936, concludeerde dat Shanti Devi inderdaad de reïncarnatie van Lugdi Devi was.

Dit is de meest gedocumenteerde casus uit een vorig leven in de geschiedenis, niet alleen vanwege de onderzoeken die zijn gedaan, maar ook omdat de proefpersoon niet een leven in verre tijdperken beschreef, maar het leven dat er onmiddellijk aan voorafging, en nog goed te controleren was.

Shanti Devi over het leven “tussen twee werelden”

De zaak van Shanti Devi is in verschillende opzichten belangrijk. Maar in de huidige context ligt het belang ervan in het feit dat Shanti Devi aanzienlijke details vertelde over de periode tussen het moment van Lugdi’s dood en haar daaropvolgende wedergeboorte.
In februari 1936 interviewde Shri Bal Chand Nahata, een rationalist en fervent ongelovige, Shanti Devi. De relevante delen uit zijn interview (vertaald uit het Hindi) zijn als volgt:

Vraag: Vertel ons: wat heb je meegemaakt op het moment van overlijden?
Antwoord: Rook. Drie mannen in gele kleding. Ik ging met hen mee tot het derde niveau. Naar het vierde ging ik alleen.

Vraag: Wat heb je daar gezien?
A: Er zijn heiligen (Sadhus) op alle drie de niveaus.

Vraag: Wat zag je op het vierde niveau?
A: Krishnaji zat op een troon. (Het achtervoegsel -ji drukt verering uit.)

Vraag: Wat was er nog meer?
A: Vooraan stond een heilige.

Vraag: Had hij een baard of lange haarvlechten?
A: Hij had een witte baard. Er waren veel heiligen.

Vraag: Wat waren er nog meer?
A: Krishnaji had een papier in zijn hand en las ervan.

Vraag: Wat was hij aan het lezen?
A: Ik weet niets anders, maar ik weet dat hij heeft voorgelezen – Huisnummer 565 (het nummer van het huis waar Shanti Devi tegenwoordig woont is 565).

Vraag: Wat gebeurde er toen?
A: Ik keerde terug naar een zwarte cel.

Vraag: Waren die drie personen bij u toen u terugkeerde?
A: Nee.

Vraag: Wat was er onderweg?
A: Trappen van goud en zilver.

Vraag: Bleef je hongerig in de donkere cel?
A: Nee, ik voelde geen honger of dorst.

Nieuw interview

Sushil Bose ondervroeg Shanti Devi op 25 en 26 juli 1936. Zijn monografie, getiteld: A case of Reincarnation, werd in 1952 gepubliceerd en is in het Engels. Bose vermeldt niet de taal waarin het interview oorspronkelijk werd afgenomen (vermoedelijk was het in het Hindi, omdat Shanti Devi, wiens moedertaal Hindi was, in geen enkele andere taal kon praten), noch weten we op welke manier Bose aantekeningen maakte van de interviews. De relevante delen uit zijn monografie zijn als volgt:

Vraag: Kunt u zich nog herinneren hoe u zich voelde op het moment van overlijden?
Antwoord: Ja, vlak voor de dood voelde ik een diepe duisternis en na de dood zag ik een verblindend licht. Toen en daar wist ik dat ik in dampvorm uit mijn lichaam was gekomen en dat ik naar boven bewoog…. Ik zag dat vier mannen in saffraankleurige gewaden naar mij toe waren gekomen… Alle vier leken tieners te zijn en hun uiterlijk en kleding waren heel helder… Ze stopten me in een kopje en droegen me… Het was ongeveer negen of tien centimeter … en rechthoekig van vorm…

Vraag: Heb je hen niets over de rivier gevraagd?
A: Toen hen ernaar werd gevraagd, zeiden ze dat degenen die oprecht naar een hoger leven streefden, maar die in dit leven vleselijk kwaad hadden begaan, in de rivier werden ondergedompeld voordat ze hogerop gingen. Ze brachten mij… naar het vierde niveau.

Vraag: Is er daar ’s nachts een plek om te wonen?
A: Nee, er zijn geen huizen of woonruimtes. Alles is open ruimte. …Aangekomen op het vierde niveau zag ik dat er nog meer heiligen zijn, helderder van uiterlijk dan die op het derde niveau. En in hun midden zat Heer Krishna [een van de meest populaire hindoegoden] op een enorme oogverblindende troon. Hij liet iedere persoon een verslag zien van zijn activiteiten op aarde, goed en slecht, en dienovereenkomstig hoe zijn toestand in de toekomst zou zijn.

Vraag: Wat gebeurde er toen?
A: Toen brachten de personen die mij hadden gedragen mij naar een plek zoals een trap waar het heel helder was. Ik zat daar.

Vraag: Bestaat daar zoiets als duisternis of licht?

A: Nee, er gaat niets boven licht of duisternis. Het was allemaal vol licht. Het was de hele dag en licht, heel mild, en verzachtend en verlevendigend licht.

Vraag: Had u tijdsbesef? Kunt u zeggen hoelang u daar bent gebleven?
A: Nee, ik kan niet zeggen hoelang ik daar bleef. Ik had geen tijdsgevoel.

Vraag: Had u het gevoel dat er een hoger niveau was boven dat waar u zich bevond?
A: Ja, ik heb waargenomen en gevoeld dat er een hogere plaats was, maar ik kan er niets over zeggen.

Vraag: Wat is er uiteindelijk gebeurd?
A: Nadat ik lange tijd op de trap had gezeten, werd ik naar een donkere kamer gebracht, waar van alle kanten een zeer slechte geur naar buiten kwam. Ik moest daar op een schone plaats gaan liggen.

Vraag: Voelde u pijn op het moment van overlijden? Heeft u destijds iets gezien?
Antwoord: Ik voelde geen pijn. Ik raakte gewoon in een staat van bewusteloosheid en op dat moment zag ik een heel helder licht.

Westerse gevallen

In westerse landen zoals Europa en de Verenigde Staten zijn ook diverse gedocumenteerde gevallen van reïncarnatie voorgekomen.

Peter en Mary Harrison noemen verschillende Britse gevallen in hun boek Children that time forgot.
Nicola Wheater herinnerde zich bijvoorbeeld dat ze in slaap viel en stierf. Daarna zag ze God in de hemel. Ze beschreef hem als heel mooi, hoewel ze zich de kleren die hij droeg niet kon herinneren. Ze voegde eraan toe dat hij veel aardiger was dan je op religieuze afbeeldingen kunt zien.

De Nederlandse theoloog dr. Joanne Klink beschrijft soortgelijke gevallen in Nederland.
Een voorbeeld betreft een geadopteerd Nederlands meisje van 5 jaar dat beweert dat zij vroeger in Frankrijk heeft gewoond. Ze zei tegen haar grootmoeder: “Ik was bij de engelen in de lucht en keek neer op de aarde. Ik zag je in de tuin en heb je gekozen als mijn grootmoeder. Ik vloog naar de aarde, liep een huis binnen en keek rond”.

Titus Rivas heeft ook Nederlandse gevallen bestudeerd. Hier zijn een paar voorbeelden.
Sietske, een Nederlands meisje, vertelde haar moeder huilend dat ze had gedroomd dat ze achterop een motorfiets had gezeten en door een vrachtwagen was overreden. Ze werd in een ‘tas’ achterin de auto gestopt en daarna in een ‘doos’. Uiteindelijk werd ze begraven in de ’tuin’.
Kees, een Nederlandse jongen die al werd bestudeerd door dr. Klink legde zijn moeder uit dat als je sterft, een engel je naar God komt brengen, die pure ‘goedheid’, het ‘grote licht’ en ‘humor’ was. Het was heel moeilijk om de andere wereld te beschrijven. Het paste op geen enkele dia en kon niet met kleurpotloden worden getekend. Hij voegde eraan toe dat hij zijn eigen plekje had gehad bij een prachtige blauwe waterval, die over en onder een bloembed stroomde, en dat er prachtige vruchten aan de bomen in de buurt hingen, die beter smaakten dan alle Marsrepen en snoepjes van de wereld. Kees had geen zin om te reïncarneren en verzette zich tegen de engelen die hem probeerden te overtuigen dat het voor zijn eigen bestwil zou zijn. Ze duwden hem praktisch – ook al deden ze dat liefdevol – terug naar de aarde, omdat het voor hem tijd was om weer aan de slag te gaan. De engelen zeiden tegen hem: “Weet je, als je naar de aarde gaat, zul je vergezeld worden door assistenten.” Na zijn terugkeer zou hij beschermd worden. Het “Grote Licht” zei tegen hem: “Een goed leven leiden is je eigen verantwoordelijkheid.
Christina, een Nederlands meisje, herinnerde zich een leven dat eindigde in een brand. Een dame in het wit vertelde haar dat ze was overleden en nam haar mee door het brandende huis. Christina kreeg verschillende mogelijke moeders te zien en werd gevraagd er één uit te kiezen. Ze koos een vrouw met blond haar die op kantoor aan het typen was. De dame vertelde haar dat ze in dat geval nog even moest wachten. Het uiterlijk van de vrouw kwam overeen met dat van haar moeder jaren voordat ze zwanger werd van Christina.

Onderzoek van prof. dr. Ian Stevenson

Haast onopgemerkt voor het oog van de wereld is in de laatste veertig jaar van de twintigste eeuw enorme vooruitgang geboekt bij het wetenschappelijk onderzoek naar reïncarnatie. De man wiens wetenschappelijke carrière van het begin af aan in het teken van dat onderzoek heeft gestaan, is prof. dr. Ian Stevenson. Hij was het die als eerste westerse wetenschapper herinneringen aan vorige levens van jonge kinderen wetenschappelijk onderzocht en erover publiceerde.
In 1997 kwam meer dan 2000 pagina ’s dik verslag uit van zijn onderzoek naar geboortetekens zoals moedervlekken en littekens, als bewijs voor reïncarnatie. Stevenson ontdekte bij zijn onderzoek namelijk opvallende parallellen tussen ervaringen die kinderen uit vorige levens rapporteerden en medisch biologisch onverklaarde geboorteafwijkingen en misvormingen die ze vertoonden. Ze bleken vaak samen te hangen met een gewelddadige dood of mishandeling in hun voorafgaande leven.
Illustratief is het voorbeeld van Tali Sowaid die in augustus 1965 was geboren in de bergen van Libanon. Bij zijn geboorte bleek dat hij op beide wangen cirkelvormige moedervlekken met verhoogde pigmentatie had. Snel nadat hij begon te praten sprak hij over een man die in een dorp (dat vier kilometer verderop bleek te liggen) had gewoond. Hij vertelde dat hij die man was geweest en dat hij was neergeschoten. Stevenson kreeg de beschikking over een ziekenhuisdossier van de man waarmee Tali zich identificeerde: Said Abdul-Hissn. De moedervlekken correspondeerden met schotwonden in zijn hoofd. De moedervlek op de linkerwang (inkomende kogel) was kleiner dan de rechter (uitgaande kogel). Stevenson heeft achttien zaken geïnventariseerd waarbij voedervlekken overeenkomen met kogelwonden. Daarnaast bespreekt hij nog tientallen andere zaken waarin geboorteafwijkingen een rol spelen.

Zijn boek Bewijzen van reïncarnatie vat de resultaten van Stevensons grote onderzoek samen en doet verslag van een aantal interessante gevallen. Met de bevindingen van Stevenson in de hand wordt reïncarnatie – zelfs voor de grootste sceptici – wel een haast tastbare realiteit.

Conclusie

Een van de belangrijkste conclusies is dat de gegevens uit de verschillende gevallen lijken te convergeren. Dr. Joanne Klink formuleert dit als volgt: “Het is zeer opmerkelijk dat deze boodschappen van kinderen overeenkomen met berichten van personen die bijna-doodervaringen hadden en klinisch dood waren”.
Samen met onderzoek naar visioenen op het sterfbed, mediamieke communicatie en Bijna Dood Ervaringen, kan de studie van gevallen die wijzen op reïncarnatie en naar herinneringen van vóór de geboorte, in het algemeen ook vruchtbaar zijn bij het begrijpen van het leven daarna.

Met name is het nuttig om onderzoek naar herinneringen aan een leven na de dood of een voorbestaan ​​bij jonge kinderen verder te ontwikkelen. Jonge kinderen zijn nog niet “besmet” door de sociale media.


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *