De laatste tijd zie je op TV in praatprogramma’s discussies vaak uit de hand lopen. Hiervoor zijn een aantal redenen aan te geven:
- De definitie van een “feit”
- Misbruik van statistiek
- Persoonlijke aanvallen
- Holle frases als argument
- Vooroordelen en beperkingen
- Drogredenen
De definitie van een “feit”
Op de eerste plaats komt dat doordat beide partijen zich beroepen op “feiten”.
Met “Taal” communiceren we, maar is vaak niet de beste manier om bepaalde standpunten goed naar voren te brengen (zoals bijvoorbeeld duidelijk wordt uit het gezegde “een beeld zegt meer dan duizend woorden”).
Definities van bepaalde begrippen, soms ook nog in de culturele context, moeten helder zijn voor alle partijen, om misverstanden te voorkomen.
Maar wat als beide partijen denken dat de ander dezelfde definitie van een bepaald begrip hanteert, terwijl dit niet het geval is? Dan wordt er hoogst waarschijnlijk eerst een tijdlang langs elkaar heen gepraat.
Bijvoorbeeld over de definitie van “feit” kunnen makkelijk verschillen van inzicht bestaan.
De eerste definitie die ik vond is: “gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid vaststaat” en ergens anders: “gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid vaststaat, doordat het, ofwel zintuiglijk waargenomen, ofwel instrumenteel gemeten kan worden.”
Alleen met het laatste deel toegevoegd, wordt hij hanteerbaar en verifieerbaar. Empirisch bewijs is bewijs dat zintuigelijk is waargenomen, al dan niet met behulp van instrumenten en kan worden getoetst door verschillende mensen (die allemaal hetzelfde resultaat hebben). Een “oordeel” gebaseerd op empirische bewijzen is dus geen “mening” maar een feit.
Misbruik van statistiek
Een tweede reden is het te pas en onpas strooien met (verkeerde) statistische gegevens.
Er zijn verschillende manieren om statistiek te misbruiken, maar een zeer specifieke vorm is het gebruiken van een statistische meerderheid van meningen/overtuigingen over een bepaald onderwerp, om het onderwerp zèlf als waarheid aan te tonen. Met andere woorden: de overtuiging van een grote groep mensen als bewijs voor de “waarheid” van die overtuiging.
Persoonlijke aanvallen
Veel discussies worden onaangenaam als er gebruik gemaakt wordt van persoonlijke aanvallen op de discussie partner.
Bij een persoonlijke aanval (ook wel “ad hominem” genoemd) probeert de één de ander te overtuigen van zijn gelijk door bijvoorbeeld iemands leeftijd/(levens)ervaring ter sprake te brengen: “…je bent nog zo jong, ik spreek je wel als je wat ouder bent…” waarmee wordt geïmpliceerd dat de mening van die persoon nu niet relevant is. Maar met dit argument kun je niet vaststellen of hij/zij ongelijk heeft.
Holle frases als argument
“Holle frases” zijn statements zonder feitelijke inhoud, die als waarheden worden verkondigd.
De bekendste is natuurlijk “…er is meer tussen hemel en aarde…”. Er valt moeilijk te discussiëren met mensen die de gewoonte hebben vaak holle frases te hanteren, aangezien zij die statements als feitelijke waarheden beschouwen.
Vooroordelen en beperkingen
Maar onzinnige discussies kunnen ook voortkomen uit cognitieve vooroordelen. Mensen kunnen bijvoorbeeld gevoelig zijn voor de bevestigingsbias. Zij geven dan de voorkeur aan informatie die overeenkomt met hun al bestaande overtuigingen.
Ze kunnen ook blijven haken aan het ankereffect (anchoring) waarbij ze enorm worden beïnvloed door het eerste stukje informatie dat ze ontvangen. Dat is het anker, waaraan alles vervolgens wordt getoetst, zelfs als die eerste informatie irrelevant of willekeurig is.
Het overmoedeffect is een andere mogelijkheid die in het spel is. Daarbij overschatten mensen hun capaciteiten, hun kennis en nauwkeurigheid van hun overtuigingen (Dunning-Kruger effect).
En dan is er nog het fenomeen groepsdenken. Groepen geven dan voorrang aan consensus en conformiteit in plaats van kritische evaluatie. Daardoor neemt hun vermogen tot evenwichtig oordelen af.
Drogredenen
Een ongeldig argument in een discussie is een drogreden. De meest gebruikte drogredenen zijn:
- Het leggen van verkeerde verbanden
In het verleden gebeurde A en daarna B. “Dus als A gebeurt, gebeurt altijd B”. - Overhaaste generalisatie
“Die keeper is een rotzak, dus dat hele elftal deugt niet” - Cirkelredenering
“Ik vind haar niet aardig, omdat ik haar niet mag.” - Beroep op traditie
“Het is altijd zo gedaan, dus doen we het weer zo” - Pragmatisch redeneren
“Het is eerder klaar als we het zo doen” - Autoriteitsdrogreden
“De directeur wil dat we het zo doen”