Wat is “vrije wil”?

De term ‘vrije wil’ is de afgelopen twee millennia naar voren gekomen als de canonieke aanduiding voor een significante vorm van controle over iemands daden. Vragen over de aard en het bestaan van dit soort controle (bijvoorbeeld: is het nodig en hebben wij de vrijheid om anders te doen of het vermogen tot zelfbeschikking?), en wat de werkelijke betekenis ervan is (is het noodzakelijk voor morele verantwoordelijkheid of menselijke waardigheid?) zijn opgenomen in elke periode van de westerse filosofie en door veel van de belangrijkste filosofische figuren, zoals Plato, Aristoteles, Augustinus, Thomas van Aquino, Descartes en Kant.

Is vrije wil een illusie? Dat is de vraag waarop filosofen of wetenschappers nog steeds geen goed antwoord hebben.

Er wordt wel gezegd dat de motivatie om over de vrije wil na te denken is dat we menen dat we zonder vrije wil mensen niet verantwoordelijk kunnen houden voor daden en beslissingen. De grond om anderen te prijzen of ergens schuldig voor te houden – en eventueel te straffen – zou zonder vrije wil wegvallen1. De vrije wil lijkt dus ten nauwste samen te hangen met hoe wij onszelf en anderen begrijpen en waarderen.

Nu suggereert een nieuwe studie dat vrije wil kan voortkomen uit een verborgen signaal begraven in de “achtergrondruis” van chaotische elektrische activiteit in de hersenen, en dat deze activiteit bijna een seconde duurt voordat mensen bewust besluiten iets te doen.
Hoewel “doelbewuste intenties, verlangens en doelen onze beslissingen sturen op een lineaire manier van oorzaak en gevolg, toont onze bevinding aan dat onze beslissingen ook op elk moment worden beïnvloed door neurale ruis” meldde Jesse Bengson, een neurowetenschapper aan de University of California.
Deze achtergrondruis kan mensen in staat stellen creatief te reageren op nieuwe situaties, en het kan zelfs menselijk gedrag de “smaak van vrije wil” geven, zei Bengson.

Vooraf bepaald of willekeurig

Sir Isaac Newton’s wetten van de klassieke mechanica suggereerden dat het universum deterministisch was. Vanaf de Verlichting kwam de vraag of de vrije wil er wel kon zijn in een natuurwetenschappelijk perspectief te staan. Het probleem was nu niet langer het religieuze determinisme (God heeft alles al voorzien2), maar het natuurwetenschappelijk determinisme. Volgens de Newtoniaanse logica wordt een “vrij” gemaakte beslissing volledig bepaald door de acties die eraan voorafgingen. Als alles wat er gebeurt bepaald is door het verleden in combinatie met de natuurwetten, kunnen we dan nog vrij zijn? En als die vrijheid niet bestaat, betekent dat dan dat mensen geen verantwoordelijkheid hoeven te hebben voor hun misdaden?

Als de vrije wil bestaat, hoe kunnen we dit dan rijmen met hersenwetenschappelijke onderzoeken over het brein en vrije wil? Uit die onderzoeken bleek immers dat onze hersenen al een besluit nemen voordat wij iets ondernemen. Die studies, uitgevoerd door wijlen neurowetenschapper Benjamin Libet, onthulden dat de regio van de hersenen die beweging plant en uitvoert, de motorische cortex genoemd, “tot een besluit komt” voordat de bewuste beslissingen door mensen worden genomen.

Hersenen met de motorische cortex

Verborgen signaal?

Om meer te weten te komen over bewuste besluitvorming, gebruikte Bengson’s team elektro-encefalografie (EEG) om de hersengolven van 19 studenten te meten toen ze naar een scherm keken en werden gecued om een ​​willekeurige beslissing te nemen over het kijken naar rechts of links.
Toen de studenten hun beslissing namen, werd dat geregistreerd als een golf van elektrische activiteit die zich over specifieke hersengebieden verspreidde. Maar andere elektrische activiteiten vanuit de achterkant van het hoofd voorspelden de beslissingen van mensen tot 800 milliseconden voordat de bewuste besluitvorming naar voren kwam. Deze hersenactiviteit was geen strikt signaal – het was “ruis”, een deel van alomtegenwoordig en schijnbaar willekeurig elektrisch vuur van de hersenen. In feite beschouwen neurowetenschappers deze achtergrondruis meestal als betekenisloos en trekken deze af wanneer ze proberen de hersenrespons op een specifieke taak te achterhalen, zei Rick Addante, een neurowetenschapper aan de Universiteit van Texas in Dallas die niet bij het onderzoek betrokken was.

Met andere woorden, een verborgen signaal in het achtergrondgeluid van de hersenen leek de bewuste beslissingen van mensen te bepalen voordat ze ze maakten.

“Dat is wat er fantastisch aan is, het is niet alleen maar lawaai”, vertelde Addante. “De vraag wordt dan: wat is het en wat is de informatie die het bevat?”

Open vraag

De nieuwe studie bewijst of weerlegt de vrije wil niet, zei Addante. “Als er iets anders gebeurt vóór ons bewuste bewustzijn dat bijdraagt ​​aan onze beslissing, dan rijst de vraag over de omvang van onze vrije wil,” zei Addante.
Maar Ali Mazaheri, een neurowetenschapper aan de Universiteit van Amsterdam, ziet de resultaten als een klap voor ware vrije wil.

Nuttige illusie?

Maar als vrije wil een illusie is, waarom voelt het dan zo echt? Hoewel dat nog steeds een mysterie is, is er een theorie die stelt dat het leven te deprimerend zou zijn zonder die illusie van keuze. Zonder het gevoel van “een keuze te hebben” zou het voor de mens nutteloos voelen om te overleven en zich voort te planten.
“Het idee is dat je de illusie van vrije wil hebt als een artefact om door het leven te komen”, vertelde Mazaheri.

De nieuwe bevindingen werden in april gepubliceerd in het Journal of Cognitive Neuroscience.

Filosofische stromingen met een mening over vrije wil

Wat de vrije wil betreft bestaan er in de filosofie de volgende stromingen:

Determinisme

Determinisme houdt in dat in een situatie waarin mensen een bepaalde beslissing nemen of een bepaalde handeling verrichten, het onmogelijk is dat zij een andere beslissing hadden kunnen nemen of een andere handeling hadden kunnen verrichten. Met andere woorden: het is nooit waar dat mensen anders hadden kunnen beslissen of handelen dan ze feitelijk deden. Filosofen en wetenschappers die geloven dat determinisme in deze zin onverenigbaar is met de vrije wil, staan bekend als ‘harde’ deterministen.

Compatibilisme (of zacht determinisme)

Daarentegen geloven zogenaamde “zachte” deterministen, ook wel compatibilisten genoemd, dat determinisme en vrije wil toch verenigbaar zijn. In de meeste gevallen proberen zachte deterministen deze verzoening te bereiken door op subtiele wijze de op gezond verstand gebaseerde notie van vrije wil te herzien of te verzwakken.
Tot de hedendaagse zachte deterministen behoort onder meer de Engelse filosoof G.E. Moore (1873–1958), die meende dat vrijelijk handelen alleen betekent dat men anders zou hebben gehandeld als men daartoe had besloten (zelfs als men daartoe in feite niet had kunnen besluiten), en de Amerikaanse filosoof Harry Frankfurt (1929- ), die heeft betoogd dat vrij handelen neerkomt op het identificeren met, of goedkeuren van, de eigen verlangens (zelfs als die verlangens van dien aard zijn dat men niet anders kan dan ernaar te handelen).

Indeterminisme (of libertarisme)

Het extreme alternatief voor determinisme is indeterminisme, ofwel de opvatting dat tenminste sommige gebeurtenissen geen deterministische oorzaak hebben, maar willekeurig of bij toeval plaatsvinden. Indeterminisme wordt tot op zekere hoogte ondersteund door onderzoek in de kwantummechanica, waaruit blijkt dat sommige gebeurtenissen op kwantumniveau in principe onvoorspelbaar (en daarom willekeurig) zijn. Filosofen en wetenschappers die geloven dat het universum indeterministisch is en dat mensen een vrije wil bezitten, staan bekend als ‘libertariërs’ (libertarisme in deze zin moet niet worden verward met de school van politieke filosofie die libertarisme wordt genoemd). Hoewel het mogelijk is om te stellen dat het universum indeterministisch is en dat menselijke handelingen niettemin bepaald zijn, wordt deze visie maar door weinig hedendaagse filosofen verdedigd.

Het libertarisme is kwetsbaar voor wat het ‘intelligibiliteits’-bezwaar wordt genoemd, dat is een bezwaar dat erop wijst dat mensen evenmin controle kunnen hebben over een puur willekeurige actie als over een actie die deterministisch onvermijdelijk is; in geen van beide gevallen komt de vrije wil in beeld.
Als menselijke handelingen dus indeterministisch zijn, bestaat er geen vrije wil.


1 Het recht gaat op verschillende plaatsen ervan uit dat mensen bewuste handelingen kunnen verrichten. Dat geldt ook voor entiteiten die door mensen worden opgericht (rechtspersonen). Het uitgangspunt is dat de menselijke wil vrij is. Het recht trekt zich daarbij weinig aan van gedragswetenschappelijke verklaringen die de vrije wil ter discussie stellen, zoals in de criminologie. Om die reden kunnen handelingen die in strijd zijn met recht aan mensen worden verweten. 
Verwijtbaarheid kan een voorwaarde zijn voor het kunnen opleggen van sancties. Wel zal die verwijtbaarheid in veel gevallen wegvallen wanneer blijkt dat een geestelijke stoornis de vrije wil heeft beïnvloed. Hierbij valt te denken aan de ontoerekeningsvatbaarheid. Dit tast het uitgangspunt van de vrije wil echter niet aan. Zoals op meer plaatsen in het recht, steunt het concept van de vrije wil voor een deel op ficties die eerder gebaseerd zijn op maatschappelijke waarden en normen, dan op een wetenschappelijke onderbouwing. Dat betekent dat een rechter niet zal onderzoeken of een bepaalde handeling is gewild: het willen wordt uit de handeling afgeleid omdat een handeling een bepaalde betekenis heeft. Het tegendeel kan door degene die heeft gehandeld in sommige gevallen wel worden aangetoond.
De wil is in het recht vaak een institutie, omdat een werkelijke handeling vaak een bepaalde juridische kwalificatie krijgt als ‘wilsuiting‘. Aan die wilsuiting zijn vervolgens in het systeem van het recht allerlei gevolgen verbonden waarop de werkelijke wil niet was gericht. Niettemin gaat het recht ervan uit dat die gevolgen wel zijn gewild. Zo heeft sluiten van een overeenkomst tot gevolg dat de regels van het overeenkomstenrecht van toepassing worden. Omdat iedereen geacht wordt de wet te kennen, kan volgens de principes van het recht niemand een beroep doen op onbekendheid met de juridische betekenis van zijn handelingen. De legitimatie van het feit dat iemand door het rechtssysteem gedwongen wordt de rechtsgevolgen te aanvaarden, vloeit voort uit vermoeden dat zijn vrije wil op die gevolgen gericht was. Dit vermoeden is – naar de regels van het recht – in principe onweerlegbaar.

2 Christelijke theologie en de vrije wil.
De theologische leer van goddelijke voorkennis is vaak verklaard als in conflict met vrije wil. Als God toch precies weet wat er zal gebeuren, tot aan elke keuze die men maakt toe, dan wordt de status van keuze als vrij ter discussie gesteld. Als God eeuwige en ware kennis over iemands keuzes zou hebben, dan zou dit iemands vrijheid lijken te beperken. Dit betekent dat de toekomst, wat die ook moge zijn, volledig vastgelegd is door vroegere waarheden – ware beweringen over de toekomst.
Sommige filosofen volgen echter William van Ockham in zijn stelling dat noodzakelijkheid en mogelijkheid gedefinieerd worden met betrekking tot een bepaald moment in tijd en een gegeven matrix van empirische omstandigheden, en dat daarmee iets dat nauwelijks mogelijk lijkt vanuit het perspectief van een toeschouwer, wellicht onvermijdelijk is vanuit het perspectief van een alwetendheid. Sommige filosofen volgen Philo van Alexandrië in zijn bewering dat vrije wil een karakteristiek is van de menselijke ziel en dat niet-menselijke dieren dus geen vrije wil hebben.
De verhouding tussen genade en de vrije wil bleek een van de voornaamste strijdpunten tijdens de Reformatie. Waar de katholieke kerk bleef volhouden dat de genade de vrije wil in stand hield, brachten de reformatoren naar voren dat de mens zo aangetast was door de erfzonde dat de mens een slaaf was geworden. Enkel de genade die ‘onwederstandelijk’ was kon de mens redden. Reformator Johannes Calvijn stelde dat de mens in de zondeval zijn vrije wil verloren heeft en onvermijdelijk tot het kwade getrokken wordt. Calvijn stelt dat de mens niet gedwongen wordt om te zondigen, maar dat het wel onvermijdelijk is. De vrije wil speelde onder andere een belangrijke rol in de polemiek tussen de katholieke Erasmus en Luther, waarbij eerstgenoemde in reactie op Luthers servo arbitrio (de geknechte wil) het katholieke standpunt verdedigde in De libero arbitrio. De goddellijke genade hielp de mens volgens Erasmus om God en Christus te kennen en zelfstandig te kunnen kiezen tussen goed en kwaad. Daarnaast werd naar voren gebracht dat de liefde voor God enkel mogelijk was als het een keuze was van de mens.
De Deense christelijke theoloog en filosoof Søren Kierkegaard beweerde dat goddelijke alwetendheid niet losgekoppeld kan worden van goddelijke goedheid. Als een ware Almachtige en goed wezen, kon God wezens scheppen met werkelijke vrijheid tegenover God. Bovendien zou God dit vrijwillig zo doen, omdat, “het grootste goed…., dat voor een wezen gedaan kan worden, groter dan al het andere dat iemand daarvoor kan doen, is het werkelijk vrij zijn”.

Islamitische theologie en de vrije wil.
In de islam is de theologische kwestie doorgaans niet hoe de vrije wil met Gods voorkennis in overeenstemming gebracht kan worden, maar met Gods jabr, of goddelijke autoritaire macht. 
al-Ash’ari ontwikkelde een “acquisitie” of “dual-agency” vorm van compatibilisme, waarin de menselijke vrije wil en de goddelijke jabr, beide verdedigd waren, en die een steunpunt werd voor het dominante Asharitische standpunt. In de sjiitische islam wordt Ash’aris begrip van een hogere harmonie ten opzichte van voorbestemming, door de meeste theologen in twijfel getrokken. Volgens de sjiitische leer is vrije wil de bepalende factor voor de verantwoordelijkheid van mensen voor zijn daden, tijdens zijn gehele leven. Alle handelingen die door iemands vrije wil genomen zijn zouden geoordeeld worden op de dag des oordeels, omdat het zijn of haar eigen handelingen zijn, en niet van God.

Joodse theologie en de vrije wil.
Joodse filosofie benadrukt dat vrije wil een product is van de innerlijke menselijk ziel, waarbij zij het woord neshama (van het Hebreeuws n.sh.m. of נ.ש.מ “adem”) gebruiken, maar dat de mogelijkheid vrije keuzes te maken wordt bereikt door Yechida (van het Hebreeuwse woord “yachid”), het gedeelte van de ziel die verbonden is met God, het enige wezen dat niet gehinderd wordt door, of afhankelijk is van oorzaak en gevolg (vrijheid van wil behoort dus niet tot de wereld van de fysieke werkelijkheid, en verondersteld wordt dat de natuurfilosofie niet bij machte is dit te verklaren).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *