Waterloo

Op 18 juni 1815 werd een plaatsje op 15 kilometer ten zuiden van Brussel legendarisch. Het was de dag dat de Franse troepen van Napoleon het opnamen tegen een coalitie van Britse, Pruisische en andere legers, later de Slag bij Waterloo genoemd.

Het is 18 juni 1815, rond 11.30 uur, en de slag om de toekomst van Europa is begonnen.

Na uitputtende marsen en vele schermutselingen volgt nu de allesbepalende krachtmeting, die moet laten zien of het tijdperk van Napoleon echt voorbij is, of dat de grootste veldheer ter wereld Europa opnieuw stevig in zijn greep zal weten te krijgen.

Het landschap waar de slag bij Waterloo (1815) werd gehouden

Wat ging er aan vooraf?

Drie dagen eerder, op 15 juni, was de Franse keizer met zijn troepen de Frans-Belgische grens over-gestoken. Hij had heel Europa tegen zich, en om kans te maken tegen dit machtige bondgenootschap, moest hij wel de eerste tik uitdelen.
Aan de Belgische kant van de grens vormden twee vijandelijke legers een aantrekkelijk doelwit: de Pruisen van Blücher en de internationale strijdmacht van de hertog van Wellington. Samen konden de geallieerden zo’n 230.000 man tegenover de 130.000 van Napoleon stellen, maar als hij hen een voor een kon bevechten, maakte de keizer een goede kans. Deze strategie had hem al eerder succes gebracht.

Met valse geruchten bracht Napoleon Wellington op een dwaalspoor, zodat hij het op 16 juni in de Slag bij Ligny alleen tegen generaal Blücher hoefde op te nemen. De Pruisen sloegen op de vlucht, en Napoleon richtte zijn blik nu op de Britten, die hij de hele volgende dag in de regen op de hielen zat.

Ik heb een vreselijk leger gekregen, heel zwak en slecht uitgerust, en een zeer onervaren staf.’ Aldus de Britse veldheer Wellington in een brief.

18 juni ’s morgens vroeg op hoorde Napoleon dat Wellington zijn leger aan het opstellen was ten zuiden van het plaatsje Waterloo. Nu kon de keizer de Britten voorgoed uitschakelen. Napoleon maakte echter geen haast: volgens zijn verkenners vluchtte Blücher met zijn leger oostwaarts, richting de Duitse grens. Ze werden achternagezeten door een sterke Franse eenheid onder leiding van maarschalk De Grouchy.

Napoleon Bonaparte (1769-1821)

Intermezzo: Napoleon keert terug van zijn verbanning naar Elba

Hij heeft maar een handvol mannen om het op te nemen tegen het sterkste leger ter wereld. Toch vertrouwt hij op zijn reputatie en valt hij Frankrijk binnen.

1 maart 1815

Napoleon landt met 600 man op de Franse zuidkust. Hij heeft zijn ballingsoord Elba verlaten en wil de macht opnieuw grijpen in Parijs.

5 maart

Het nieuws van de invasie bereikt koning Lodewijk XVIII.

7 maart

Franse soldaten houden Napoleon bij Grenoble tegen. ‘Soldaten van het 5e Regiment, u herkent mij wel,’ zegt de gewezen keizer. ‘Als een van u zijn keizer wil doden, doe het dan nu.’ Alle soldaten sluiten zich bij Napoleon aan.

11 maart

Napoleon paradeert in Lyon, de tweede stad van Frankrijk. Hij verklaart het koninklijk gezag nietig en beveelt Lodewijk XVIII het land te verlaten met zijn hof.

18 maart

De ex-keizer staat oog in oog met maarschalk Ney, ooit zijn steun en toeverlaat. Deze leidt 6000 man, en hij heeft gezegd dat hij Napoleon in een ijzeren kooi naar Parijs zal brengen. Maar na de confrontatie met zijn oude veldheer vraagt hij met de staart tussen de benen om vergiffenis.

19 maart

Lodewijk XVIII ontvlucht Parijs richting de Belgische grens. Zijn hofhouding en escorte laten een lang spoor van uniformen, zilvergoed en koninklijke kledij achter.

20 maart

Napoleon arriveert in Parijs en rijdt in triomf naar de Tuilerieën, waar hij zijn keizerrijk in ere herstelt. Hij biedt Europa vrede aan.

27 maart

Europese grootmachten vormen een bondgenootschap om Napoleon ten val te brengen. Alle Europese landen doen mee.


De slag begint met kanonnen

Napoleon was opgeleid tot artillerist, en hij concentreerde zijn geschut het liefst op één plek langs het front. Zo kon hij in het begin van de slag een gapend gat schieten in de linie van de vijand.
Oorlogvoeren doe je met artillerie,’ mocht de keizer graag zeggen. Als de kanonnen hun bloedige werk hadden gedaan, konden infanterie en cavalerie oprukken en de veldslag snel tot een goede afloop brengen.

Op deze ochtend werden tachtig kanonnen bij de oostelijke vleugel van Wellington opgesteld. 48 ervan waren bronzen gevaartes, die de Fransen ‘de jonge dochters van de keizer’ noemden. Ze vuurden massieve ijzeren kogels van 12 pond af, terwijl gewone kanonnen met kogels van 6 tot 9 pond schoten.
De soldaten van Wellington, die de artilleristen van Napoleon in actie zagen, maakten zich grote zorgen – en met reden.

De aarde trilde toen de zware batterij aan zijn beschieting begon. De kogels vlogen over het graanveld op de troepen van Wellington af, en de granaten lieten een spoor van witte rook achter terwijl ze in een kromme baan op hun doel 700 meter verderop af suisden.

Een vijandelijke granaat ging dwars door onze sergeant-majoor heen,’ vertelde een Britse sergeant later, ‘sloeg het hoofd van een grenadier af en ontplofte op een meter van mij, zodat ik zeker twee meter de lucht in geslingerd werd.’ De sergeant hield er een verbrand gezicht en een gescheurd uniform aan over, maar wist wel te voorkomen dat een jonge rekruut de benen nam.

In een half uur vuurden de Franse kanonnen 2700 kogels en 900 granaten af. Napoleon bekeek het grootscheepse bombardement vanuit zijn uitkijkpunt bij de herberg La Belle Alliance, en hij zag dat de stellingen van Wellington er zwaar gehavend bij lagen.

Arthur Wellesley, 1st Duke of Wellington (1769-1852)

Als Napoleon de hertog van Wellington had kunnen zien, had hij gemerkt dat deze steeds naar het oosten tuurde. De Britse aanvoerder wachtte namelijk de komst van Pruisische versterkingen af.
Het leger van de oude, taaie Blücher was niet verslagen, zoals Napoleon dacht. Na zijn nederlaag twee dagen eerder had Blücher zich teruggetrokken naar het noorden, zodat hij zich kon aansluiten bij Wellington als zijn leger er weer een beetje bovenop was.

Vanmorgen hadden we 90 procent kans om te winnen, nu nog 60.’ Dat zei Napoleon toen hij de Pruisen zag naderen.

De immer voorzichtige Wellington had de krachtmeting bij Waterloo alleen aangedurfd omdat Blücher hem hulp had toegezegd. De Pruisen waren bij Waver, maar 16 kilometer verderop, en konden er binnen een dag zijn.
Napoleon had al van maarschalk De Grouchy gehoord dat er Pruisen in de buurt waren. Maar de keizer maakte zich geen zorgen, want vijandelijke krijgsgevangenen hadden verteld dat het leger van Blücher ernstig verzwakt was na de Slag bij Ligny en dat een aantal colonnes op weg zouden zijn, terug naar de Duitse grens. De Pruisen die bij Waver stonden, zouden dus geen bedreiging vormen, maar voor de zekerheid stuurde Napoleon toch De Grouchy eropaf.

Maarschalk Emmanuel De Grouchy (1766-1847)

Zijne majesteit wil dat u naar Waver gaat’ luidde de instructie van Napoleons stafchef, maarschalk Jean-de-Dieu Soult. Om 13.00 uur, toen de Franse kanonnen al ruim een uur stonden te bulderen, zag Napoleon in dat hij de 33.000 man van De Grouchy beter bij zich had kunnen houden, want door zijn verrekijker zag hij in de verte vanuit het oosten de Pruisen aankomen.
De keizer kon de slag nog afblazen, maar dan zouden de twee vijandelijke legers zich samenvoegen. Hij moest dus Wellington verslaan voordat de Pruisen van Blücher waren gearriveerd.

Tijdens zijn veelbewogen carrière had Napoleon risico’s genomen en erop vertrouwd dat zijn inzicht hem succes zou brengen. Voorzichtigheid kwam in zijn woordenboek niet voor. Het zou nog even duren voordat de Pruisen er waren, en de infanterie van Napoleon was klaar voor de aanval.

Plan mislukt

Een half uur nadat de keizer de Pruisen aan de horizon gezien had, kwamen 18.000 Franse soldaten in beweging. Vier divisies rukten op naar het deel van Wellingtons linie dat door de artillerie bestookt was. De mensenmassa bood een angstaanjagende indruk.

We zagen Bonaparte zelf vlak voor ons langs de kant van de weg staan,’ schreef de Britse kapitein Kincaid. ‘Elk regiment schreeuwde “Leve de keizer!” wanneer het voorbijliep.

De trommelslagers gaven de maat aan terwijl de massa Fransen met hun blauwe uniformen naderbij kwam. In de 15 minuten dat het de Fransen kostte om het dal tussen de linies over te steken, bestookte Wellington hen met kogels, granaten en kartetsen – dat is munitie van ijzeren kogeltjes, die bij het vuren uit elkaar spatten zoals hagel. Eén Frans bataljon had nog geen honderd meter afgelegd voordat hun commandant dodelijk getroffen werd. Even later sneuvelden een compagniecommandant en een vaandeldrager. Steeds weer klonk het bevel ‘Aansluiten!’ als er een gat in de formatie gevallen was.

Ondanks de beschietingen bleven de Franse soldaten doorgaan.

Toen de voorste soldaten van achter de heuvelrug tevoorschijn kwamen, kregen ze zo’n salvo voor hun kiezen dat ze wankelden,’ aldus een officier. ‘Maar toch gingen ze door, aangespoord door hun dappere officieren die ronddansten en met hun sabel zwaaiden.’

Franse colonnes formeerden zich tot een linieformatie, en de musketten blonken.

Door Napoleons verrekijker

Door zijn verrekijker volgde de keizer het drama op de heuvel op de voet.

Zijn gezicht glom van tevredenheid,’ aldus een Franse stafofficier. ‘Alles ging goed, en het was zonneklaar dat hij toen dacht dat de veldslag gewonnen was.’ Ook de voorste Franse infanteristen waren al in jubelstemming. ‘Victoire!’ werd er al geroepen. Maar ze juichten te vroeg.

Kijk uit, cavalerie!’ wist een Franse soldaat nog uit te brengen voor er plotseling Britse dragonders met vuurrode uniformen opdoken. Onder hoorngeschal stortten 2600 ruiters zich op de Fransen.
Er volgde een ware slachtpartij,’ zo beschreef een Franse korporaal het. De enige manier waarop de infanterie de aanval van de ruiters kon weerstaan, was door een carré te vormen – een vierkant met bajonetten naar alle kanten. Maar het was al te laat. De Fransen konden alleen nog vluchten, en er kwam een vloedgolf Britten van de heuvel af. De grote aanval was voorbij.
Het enige lichtpuntje voor de Fransen was dat de dragonders te ver doorstootten, recht op de Franse cavaleriereserves af.

Het plan van Napoleon was mislukt, en nu moesten de Fransen improviseren. De keizer was het initiatief kwijt. Hij bracht de dag voornamelijk over zijn kaarten gebogen achter de Franse slaglinie door, en nam met een grassprietje tussen zijn tanden berichten in ontvangst. Vermoeidheid en een slechte gezondheid speelden hem parten, en vanwege zijn aambeien kon hij moeilijk op een paard zitten om zijn troepen te volgen. Die taak liet hij over aan zijn maarschalk Michel Ney.

Maarschalk Michel Ney (1769-1815)

Ney had twintig jaar strijdervaring en gold als de dapperste soldaat in het leger van Napoleon. Als tacticus stelde hij weinig voor, maar de keizer zag hem als de juiste man om de frontale aanvallen te leiden waarmee hij door de vijandelijke linies wilde breken.
De sterke Franse artillerie was weer begonnen met vuren, en Ney zag vanaf zijn paard dat Wellington vanwege de aanhoudende beschietingen zijn troepen moest verplaatsen.

De cavalerie van maarschalk Ney rukt op

Ney bevond zich in het dal tussen de twee legers, waar het uitzicht beperkt was, en waarschijnlijk dacht hij dat de vijand zich terugtrok. De maarschalk besloot aan te vallen, maar alle Franse infanteristen waren aan het vechten, hun wonden aan het likken na het verlies eerder die dag of stonden de Pruisen op te wachten. De grote reserve van cavaleristen moest de beslissende slag leveren.

Ney nam dan ook het bevel over 5000 zogeheten kurassiers, de beste ruiters van heel Europa. Een voor een kwamen de gelederen van geharnaste cavaleristen in beweging.

Woorden schoten tekort toen we deze zwaarbewapende gestalten op ons af zagen komen,’ schreef een jonge Britse officier na de slag.

De aarde trilde onder de duizenden hoeven toen de cavaleristen in draf de heuvel op reden. Het tempo lag niet erg hoog, zodat de eenheden bij elkaar bleven en de paarden gespaard werden voor het beslissende moment.

Ik had nooit van een slag gehoord waarbij iedereen sneuvelde, maar dit leek een uitzondering te worden.’ Zo beschreef Kapitein John Kincaid het.

Toen de maarschalk op de top van de heuvel stond, stuitte hij op Britse, Nederlandse en Duitse bataljons in carréformatie, klaar om de bestorming af te slaan. De bajonetten staken aan alle kanten uit de vierkante massa, waardoor de ruiters niet tussen de infanteristen konden komen. Toch ging de maarschalk door met zijn cavalerie. Op 150 meter van de vijand klonk hoorngeschal, en de ruiters gingen over op galop. Musketkogels ketsten af op hun helmen en borstpantsers.

Als hagelstenen op glazen ruiten,’ zo beschreef een ooggetuige de beschieting.

Mannen en paarden stortten ter aarde, maar de aanval ging door, en de carrés vielen bijna uit elkaar omdat de soldaten doodsbang waren. Ze wisten echter stand te houden, zelfs de vele jonge rekruten. De Franse ruiters vonden geen gaten in de formatie en konden er alleen maar van buitenaf op schieten. De strijd was echter nog lang niet gestreden. De Franse artillerie ging door met het bombardement, en de carrés waren een makkelijk doelwit.

Intussen bereidde maarschalk Ney een nieuwe aanval voor. Al snel kwamen er duizenden verse ruiters. Het gevecht tussen de ruiters van Ney en de infanterie van Wellington ontaardde in een bloedige patstelling. Volgens sommige bronnen probeerde de maarschalk het twaalf keer, net zo lang tot zijn mannen te moe waren om nog te vechten. Infanteristen en ruiters stonden op een paar meter van elkaar, te uitgeput om te schieten.
Zonder infanterie kon Ney geen gaten slaan in de carrés, en na een paar uur moest hij het opgeven.

Keizerlijke garde moest de eer redden

Terwijl de cavalerieaanval in volle gang was, bereikten de eerste Pruisen de flank van het leger van Napoleon. Er kwamen er steeds meer – precies het scenario dat de 30.000 man van De Grouchy hadden moeten verhinderen. 16 kilometer verderop, bij Waver, was de maarschalk de achterhoede van Blücher aan het bevechten. Een generaal smeekte hem om naar Waterloo te gaan, maar De Grouchy hield zich aan het oorspronkelijke bevel van Napoleon.
De keizer stond er nu alleen voor, en het zag er niet best voor hem uit. Hij had nog maar één troef om uit te spelen, maar wel een sterke: de garde.

De Franse elitetroepen werden zoals altijd achter de hand gehouden voor als ze echt nodig waren. Negen bataljons van ervaren veteranen marcheerden op het verzwakte midden van Wellington af. Napoleon leidde ze persoonlijk tot aan de bodem van het dal, waar hij het commando aan maarschalk Ney overdroeg. Onder diens bevel moesten ze de heuvel op stormen en de slag in één klap beslissen.

Keizerlijke garde verloor maar één keer

Napoleons keizerlijke garde was er niet voor de sier. Hij was altijd van de partij, en kreeg al snel de naam onoverwinnelijk te zijn op het slagveld. De regimenten van de zogeheten Oude Garde waren het neusje van de zalm – oorlogsveteranen die hun moed al vaak betoond hadden. De Jonge Garde bestond daarentegen uit gewone dienstplichtigen, maar omdat ze getraind en geleid werden door leden van de Oude Garde, presteerden ze beter dan andere Franse eenheden.

Onder luid tromgeroffel rukten ze schouder aan schouder op. Met hun hoge mutsen leken het wel reuzen, en de soldaten van Wellington huiverden toen ze hen zagen.

Nu zijn we de klos,’ mompelde een Britse officier. De hertog keek toe vanaf de rug van zijn paard Copenhagen, ogenschijnlijk koel als altijd. ‘Geef me nacht,’ hoorde iemand hem fluisteren, ‘of geef me Blücher.’
De eersten die de garde probeerden te stuiten, waren Duitse rekruten uit het hertogdom Brunswijk. Ze werden onder de voet gelopen, net als korte tijd later twee bataljons uit Nassau.
De gardisten gingen door, langs lijken en verwoeste kanonnen, tot ze op de Britse garde stuitten en even stilvielen. Langs het hele front werd nu geschoten, en hierdoor waren de Britse troepen in het voordeel. Zij vormden een lange rij, terwijl de Franse gardisten nog in een colonneformatie stonden, klaar om verder op te rukken.
De Franse gelederen werden flink uitgedund, en toen een Brits bataljon de gardisten in de flank aanviel, moesten ze zowaar terrein prijsgeven.

Gebhard Leberecht von Blücher (1742-1819)

Napoleons leger valt uiteen

Na de aftocht van de garde zagen de Franse soldaten aan het hele front het niet meer zitten. De Pruisen maakten voortgang aan de flank, en op de heuvel bezag Wellington de situatie. Hij klapte zijn verrekijker in, tilde zijn hoed op en gaf het bevel tot een groots offensief.
Napoleon had verloren. Zijn leger viel uiteen toen zijn troepen in paniek naar het zuiden vluchtten.
De vijand kwam snel dichterbij, en hij moest zich terugtrekken, omgeven door gardisten. Zij hielden het hoofd koel, een eiland van rust midden in de chaos.

Verliezen

Op het slagveld daalde het stof langzaam neer. De Pruisen gingen achter de Fransen aan, en de Britse troepen konden niet meer op hun benen staan. De verliezen waren enorm.

Het 27e Regiment lag letterlijk dood in een carréformatie,’ schreef kapitein Kincaid. ‘Onze divisie, die in het begin 5000 man had geteld, was gereduceerd tot één enkele linie schutters.’

Samen verloren Wellington en Blücher zo’n 24.000 man, terwijl er 41.000 Fransen sneuvelden, gewond raakten of werden gevangengenomen. Het slagveld was één groot kerkhof. Zelfs de stoïcijnse Wellington was er stil van.
Al het bloedvergieten leidde echter wel tot het eind van meer dan twintig jaar oorlog in Europa. De ongelooflijke carrière van Napoleon was voorgoed voorbij. De grote veldheer werd naar het verre eiland Sint-Helena verbannen, waar hij alle tijd had om zijn nederlaag bij Waterloo te overpeinzen.

Slag bij Waterloo of La Belle Alliance?

Wellington en Blücher versloegen Napoleon samen. Maar na de slag probeerde de Britse edelman de rol van de Pruisen af te zwakken.
Toen de twee overwinnaars elkaar na afloop spraken, stelde Blücher voor om de slag als La Belle Alliance aan te duiden – Frans voor ‘het mooie bondgenootschap’ én de herberg waar Napoleon zijn hoofdkwartier had. Wellington had echter liever Waterloo – een dorp op vijf kilometer afstand, maar daar had hij zijn eigen hoofdkwartier. Dit leidde de aandacht af van het Pruisische aandeel in de overwinning.

Wellington protesteerde als Britse kranten over La Belle Alliance schreven, en het kwam goed uit dat de Vlaamse naam Waterloo er best Engels uitzag. Voor het einde van 1815 spraken de eerste naslagwerken van de Slag bij Waterloo, en die naam werd wereldwijd bekend.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *