Controversiële kunstwerken

Onlangs zag ik een documentaire over meestervervalser Gert Jan Jansen. Onwaarschijnlijk hoe echt zijn werk van allerlei bekende kunstenaars is. Zo echt dat diverse kunstexperts de werken als echt lieten verhandelen bij gerenommeerde veilinghuizen. Het zal de kunstwereld flink opgeschjut hebben toen de waarheid aan het licht kwam.

Maar ook met hun eigen werk hebben kunstenaars controverse veroorzaakt, geprobeerd de dominante structuren in de maatschappij te ondermijnen en mensen ertoe aangezet het leven anders te zien.
Is het immers niet de rol van de kunstenaar om nieuwe perspectieven te creëren door middel van hun kunstwerken? Aristoteles zei het zo’n 2300 jaar geleden al: “Het doel van de kunst is niet het uiterlijk van dingen weer te geven, maar het innerlijk… dat is de echte werkelijkheid“.

Hieronder een paar van de meest gedurfde provocateurs van de kunstwereld.

Édouard Manet, Le Dejeuner sur l’Herbe, 1863

Lang voordat Manet (1832-1883) beïnvloed werd door de impressionisten, was hij al een controversieel figuur in de Franse kunstwereld. Al eerder in 1859 werd De absintdrinker door de Parijse salon geweigerd. In 1862 was zijn vader overleden en door de ontvangen erfenis was hij niet langer afhankelijk van opdrachtgevers. Ook Le déjeuner sur l’herbe werd geweigerd, maar werd in 1864 wel getoond op de Salon des Refusés, waar Parijse galeries schilderijen en beeldhouwwerken tentoonstelden die niet toegelaten werden tot de officiële salon.
De schaamteloze aanwezigheid van de naakte vrouw, omringd door volledig geklede mannen in de kledij van die tijd, schokte de kunstwereld en het publiek. Zelfs Manets stijl in dit schilderij werd als schokkend beschouwd, omdat hij veel brutalere contrasten tussen licht en donker maakte dan gebruikelijk was in die periode. Manets weigering om zich te conformeren aan conventionele methoden in Le Dejeuner sur l’Herbe wordt vaak beschouwd als het vertrekpunt voor moderne kunst.

Marcel Duchamp, Fountain, 1917

Fountain was een industrieel vervaardigd urinoir, dat in 1917 anoniem als kunstwerk werd ingezonden voor een expositie van de Society of Independent Artists in New York. Dit exponent van het Dadaïsme is lange tijd aan Marcel Duchamp toegeschreven, maar inmiddels wordt, aan de hand van brononderzoek, aangenomen dat het werk is gemaakt door de Duitse kunstenares Elsa von Freytag-Loringhoven die het aan Duchamp cadeau deed.
De Society weigerde Fountain, met het argument dat het niet als een kunstwerk kon worden beschouwd. Duchamps Fountain riep talloze belangrijke vragen op, zoals “wat maakt iets tot een kunstwerk?” en “wat is de rol van kunstinstellingen bij het evalueren en kwalificeren van kunst?” Dit zijn vragen die de richting van de kunst hebben bepaald vanaf de 20e eeuw tot op de dag van vandaag.
In 2004 werd Fountain door een panel van vijfhonderd professionals in de wereld van de kunst uit Engeland verkozen tot invloedrijkste kunstwerk van de twintigste eeuw.

Pablo Picasso, Guernica, 1937

Pablo Picasso’s enorme muurschildering Guernica uit 1937, die het bloedbad van een Baskisch dorp in 1937 afbeeldt, is sindsdien een representatie geworden van elke stad die ooit is gebombardeerd. Het schilderij heeft geen kleur, het is gemaakt met lijnen en vlakken in zwart, wit en grijs, geschilderd om de oorlog uit te drukken. Het is geen realistisch schilderij. Pablo Picasso probeerde het gevoel tijdens het bombardement over te brengen, niet zoals het er in werkelijkheid uitzag. Het is een van de krachtigste artistieke kritiekpunten op het fascisme en is door de jaren heen een twistpunt geweest vanwege de sterke, kritische boodschap. Picasso weigerde het in Spanje tentoon te stellen totdat daar de gerechtigheid was hersteld en toen het in 1967 in het MoMa te zien was, dienden kunstenaars een petitie in om het te verwijderen als protest tegen de Vietnamoorlog. Een kopie van het schilderij gemaakt door Jacqueline de la Baume Dürrbach hangt als wandtapijt in het gebouw van de Verenigde Naties in New York. Toen de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell in 2003 dat gebouw een oorlogsverklaring uitsprak tegen Irak, was het met een blauw doek afgedekt.

Jackson Pollock, Blue Poles of Number 11, 1952

Jackson Pollock was een van de meest invloedrijke abstract expressionisten en is het meest bekend om zijn grote ‘action’ schilderijen, kunstwerken die hij maakte door verf over grote doeken op de vloer te laten druppelen en spatten. Gedesillusioneerd door de mensheid na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, begon Pollock de irrationaliteit van de moderne menselijke conditie af te beelden in zijn wilde druppel schilderijen. Zijn beroemdste werk is misschien wel Blue Poles, ook bekend als Number 11, 1952. Pollocks radicale schilderstijl schokte mensen aanvankelijk, maar werd al snel toegeëigend door de massacultuur, iets dat symptomatisch werd voor die periode in de kunst. Pollock bleef echter kritisch over de richting en ontvangst van zijn werk.

Andy Warhol, Campbell’s Soup Cans, 1962

Andy Warhol, een leidende figuur in de popartbeweging, werd een van de meest invloedrijke en controversiële kunstenaars van zijn tijd. Zijn werk verkende de grens tussen artistieke expressie, beroemdhedencultuur, massaproductie en massamediacultuur. Zijn wereldberoemde zeefdruk Campbell’s Soup Cans uit 1962 veroorzaakte opschudding toen het in LA werd tentoongesteld – sommigen waren geïntrigeerd, terwijl velen het afwezen en minachtend waren. Warhol zei ooit, terwijl hij terugblikte op zijn carrière: “Ik had gewoon de Campbell’s Soups moeten maken en ze moeten blijven maken… omdat iedereen toch maar één schilderij maakt.”

Andres Serrano, Piss Christ, 1987

Piss Christ is een foto uit 1987 van Andres Serrano. We zien hier een dromerig en sfeervol beeld van een crucifix, die harmonieus lijkt te zweven ergens ver in het universum. Maar hier is iets anders aan de hand dan je misschien verwacht. Andres Serrano maakte deze foto in 1987 van een plastic kruisbeeldje in zijn eigen urine en noemde het Piss Christ. Serrano houdt ons met dit werk een spiegel voor en stelt hiermee de vraag over religie. Het werk veroorzaakte een groot schandaal en verontwaardiging bij senatoren omdat Serrano belastinggeld had ontvangen van de National Endowment for the Arts en omdat velen het werk godslasterlijk vonden. In deze periode ontving Serrano doodsbedreigingen en haatmail. In 2011 werd een afdruk van het werk vernield tijdens een tentoonstelling in Avignon, Frankrijk.

Guerilla Girls, Do Women have to be naked to get into the Met. Museum?, 1989

De Guerilla Girls zijn een groep feministische activistische kunstenaars die ernaar streven ‘discriminatie te bestrijden door middel van humor, activisme en kunst’. Ze zijn in 1985 in New York City opgericht en staan ​​erom bekend hun identiteit te verbergen door gorillamaskers te dragen, die ze ook gebruikten in het kunstwerk “Do Women have to be naked to get into the Met. Museum?”
Ze gebruiken feiten, humor en schandalige beelden om gender- en etnische vooroordelen en corruptie in de politiek, kunst, film en popcultuur bloot te leggen in hun kunstwerken.
In 1989 ontwierpen ze een billboard voor het Public Art Fund (PAF) in New York, bedoeld om kritiek te leveren op de museuminstellingen omdat ze vrouwelijke kunstenaars ondervertegenwoordigen en vrouwen objectiveren. Het PAF wees dit stuk af, omdat het ’te provocerend’ werd geacht. In plaats daarvan huurden de Guerilla Girls advertentieruimte in bussen in NYC en plaatsten ze de advertentie zelf.

Ai Weiwei, Dropping a Han Dynasty Urn, 1995

Ai Weiwei is een van de grootste provocateurs van onze tijd, wiens werk de Chinese overheid zwaar bekritiseert en strijdt voor vrijheid van meningsuiting. Dropping a Han Dynasty Urn toont de kunstenaar in een serie van drie zwart-witfoto’s. In de eerste foto houdt Ai een urn van de Han-dynastie vast. In de tweede laat hij deze vallen om tenslotte in de derde foto over de resten ervan te staan. Deze urn was ongeveer 2000 jaar oud. Dit kunstwerk is niet alleen provocerend maar zeker ook controversieel, omdat het de vernietiging van een kostbaar artefact afbeeldt. Velen noemden dit een daad van heiligschennis, waarop Weiwei antwoordde: “Generaal Mao vertelde ons altijd dat we alleen een nieuwe wereld kunnen bouwen als we de oude vernietigen.”

Tracey Emin, My Bed, 1998

My Bed is het kunstwerk dat Tracey Emin meteen tot een van de meest controversiële en meest gevierde kunstenaars in het Verenigd Koninkrijk maakte. Toen My Bed in 1999 voor het eerst werd tentoongesteld in Tate Britain, waren de reacties zeer gemengd. Sommigen waren er volkomen walgend en zeer kritisch over, anderen waren er helemaal weg van.
Naast het bed en half zo breed, ligt een stuk blauw vloerkleed. Bij het kussen staat een krukje bij wijze van tafeltje. Wat daar zoal op ligt: een plastic handspiegel, een nagelschaartje, een kleine glazen kandelaar met een stomp kaars, een volle asbak, verschillende soorten pillen (Anadin, asperine), een stevige pijnstiller, losse munten, lippenbalsem, een appelklokhuis met kauwgum, een oranje verpakt condoom, Rizla-vloeitjes voor joints. Op het kleed bevindt zich verder ook nog van alles: enkele flessen Absolut Wodka, verkreukelde sloffen sigaretten, Polaroid-film, contraceptiepillen, pleister, glijmiddel, een met bloed bevlekt wit slipje, een zwangerschapstest, twee condooms (gebruikt), tampons, een paar wollen sloffen, verfrommelde tissues.

Damien Hirst, For the Love of God, 2007

Damien Hirst is een van de meest controversiële figuren in de kunstscene van vandaag. Met zijn dode dieren die in formaldehyde worden bewaard en voor wel £ 50.000 worden verkocht, is hij een van de best betaalde kunstenaars van zijn tijd, en ook een van de meest bekritiseerde. Het werk bestaat uit een platina schedel die bedekt is met 8.601 diamanten met op het voorhoofd een grote roze peervormige diamant: de Skull Star Diamond van 52,4 karaat. De diamanten schedel is een platina afgietsel van een echte schedel van een onbekende man van ca. 35 jaar die leefde rond 1800. De schedel staat symbool voor de hoeveelheid geld die de mensheid uitgeeft om de dood uit te stellen.
For the Love of God, de titel van dit werk, is afkomstig van de moeder van Hirst. Zij vroeg zich af wat Hirst “for the love of god” als volgende kunstwerk zou maken. ‘For the love of god’ is in deze context vrij te vertalen als ‘in godsnaam’. De productie van het kunststuk kostte £14 miljoen. Volgens Hirst zou het stuk voor £50 miljoen verkocht zijn aan een anonieme groep investeerders. Mocht dit zo zijn, dan zou dit het hoogste bedrag zijn dat ooit voor een kunstvoorwerp van een nog levende kunstenaar betaald is. Aan de verkoop wordt getwijfeld. Er zijn critici die denken dat Hirst de verkoop zelf bedacht heeft om zo de prijs voor zijn werk op te drijven.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *