Voor de poorten van de hel 1

Op een christelijke vereniging zoals de onze roept een dergelijke titel natuurlijk een hoop Bijbelse associaties op! Persoonlijk is mijn eerste associatie het prachtige beeldhouwwerk “De poorten van de Hel” van Auguste Rodin, waarvoor al zijn andere bekendere werken (zoals de Denker en de Kus) slechts voorstudies waren. Zelfs in tweede instantie komt niet de Bijbel maar een ander boekwerk voor de geest: de verzamelde etsen van Gustave Doré die ooit een uitgave van Dante’s Inferno “verluchtigden”.

Auguste Rodin – La Porte de l’Enfer
Gustave Doré – illustratie van Dante’s Inferno

Bovendien heb ik het altijd een vreemd gezegde gevonden. Er wordt mee aangegeven dat iets ongelooflijk veel moeite gekost heeft, maar als ik mij voor de poorten van de hel bevond zou ik me daar met veel plezier (en intensieve medewerking, met de verhalen uit de Catechismus nog nagalmend in de oren) laten wegslepen!

Maar goed, ongetwijfeld zal degene die iets wil wegslepen voor de poorten van de hel weerstand dienen te bieden aan een verzengende hitte, zwavel- en andere zwaar giftige of bedwelmende dampen en de zuigende krachten van Beelzebub en zijn duivelse kornuiten.

In de eerste ronde speelde ik remise tegen Arend van Helden. En op die remise leek mij het gezegde “weggesleept voor de poorten van de hel” wel van toepassing. Wat was het geval?
Ergens in het middenspel had ik een kwaliteit geofferd/weggegeven en heb die uiteindelijk niet meer teruggezien (ook niet in een of andere vorm van compensatie). Met andere woorden: Arend wikkelde slim en zorgvuldig af naar een eindspel van toren met pionnen tegen paard met pionnen.
Bovendien had hij tien minuten meer bedenktijd om deze theoretische winst om te zetten in een concrete 1-0 uitslag. Het enige wat ik kon doen was me met de hakken in het zand schrap zetten en proberen alle pionnen van het bord te krijgen. Want het resterende eindspel van toren tegen paard was volgens mij een theoretische remise. En dat lukte wonderwel! Met nog minder dan een minuut te gaan, plukte ik de laatste pion van het bord en zei tegen Arend: “Volgens mij is het nu remise…” Arend was niet overtuigd en speelde onverstoorbaar verder in de hoop mijn paard te kunnen vangen. Op zich begrijpelijk: hij is de enige die überhaupt nog kan winnen (verliezen kan hij sowieso al niet meer) en mijn vlag valt (als eerste) over een paar zetten.

Na een paar zetten a tempo geantwoord te hebben, bedacht ik me dat ik, voordat mijn vlag valt, aan de intern wedstrijdleider moet vragen wat in een dergelijke situatie de regels (m.a.w. ieders rechten en plichten) zijn. Gelukkig zat John achter me en was net klaar met zijn eigen partij.
Hij kwam tussen de andere belangstellenden bij ons bord staan en gaf aan dat er doorgespeeld moest worden totdat er een vlag viel.

Dat duurde nog ongeveer tien minuten en daarin speelden Arend en ik nog zo’n tien, vijftien zetten (ik noteerde niet meer). Arend nam voor zijn zetten ruim de tijd, want hij wilde aantonen dat hij mijn paard kon vangen, terwijl ik vrijwel a tempo speelde omdat ik slechts in de gaten diende te houden dat mijn koning en paard niet uit elkaar gedreven werden. Uit het geroezemoes van de omstanders kon ik opmaken dat er twee kampen waren; een kamp dat de mening was toegedaan dat “als Arend goed speelt, het gewonnen is…” en een kamp dat hoorbaar fluisterde “als Jos goed speelt, is het remise…” Let vooral op de ontbindende clausule; het was niet simpel “gewonnen” of “remise”, er moest ook nog goed gespeeld worden!

Toen mijn vlag gevallen was, waren Arend, ik en de omstanders uitgepraat en keken we allemaal hoopvol naar John. Zijn oordeel was duidelijk: “Remise, want Arend is de laatste zetten geen stap verder gekomen!” Volgens hem kon er theoretisch alleen in speciale situaties gewonnen worden. Blij met de remise en Arend feliciterend met een morele overwinning, besloot ik om thuis eens uit te zoeken wat de boeken zeggen over dit eindspel.

Het zal iemand verbazen dat ik, in plaats van mijn boekenkast, eerst het internet raadpleegde. Ik ging naar de site van Ken Thompson die met een computerprogramma een database heeft opgebouwd met alle vier en vijf stukken eindspelen die denkbaar zijn.
Omdat zijn computer zo was geprogrammeerd dat steeds de meest efficiënte (en soms dus enig juiste) weg naar winst (of remise) werd genomen, heeft hij zijn site de titel “Play chess with God” gegeven. Bevond ik me in de hectiek van de partij nog met klamme handen voor de poorten van de hel, thuis in de rust van de studeerkamer klopte ik dus plotseling aan de hemelpoort!

Helaas heeft Ken zijn neus opgetrokken voor zo iets simpels als een twee stukken eindspel van toren tegen paard (maar hij heeft bijvoorbeeld wel een varianten boom voor twee torens tegen toren en paard), dus werd ik daar niets wijzer. Ook in mijn boekenkast kon ik weinig vinden over dit eindspel. Alleen Euwe gaf de volgende stelling uit de partij Neumann-Steinitz uit 1870 (toevalligerwijs een jaar waarin Gustave Doré aan zijn etsen werkte en Auguste Rodin zijn hamer en beitel hanteerde):

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *