Rosslyn Chapel

Rosslyn Chapel, ook wel de Collegiate Chapel of Saint Matthew genoemd, is een vijftiende-eeuwse stift1 gelegen in Roslin, zo’n tien kilometer ten zuiden van Edinburgh in de Schotse regio Midlothian.
De reformatie in 1560 maakte een einde aan het religieuze gebruik van, en beelden in, de kapel. Sinds de tweede helft van de achttiende eeuw vinden er zondagse kerkdiensten van de Scottish Episcopal Church plaats.

Bekendheid

Bovenstaande beschrijving klinkt niet als een gebouw dat wereldwijd bekend zou zijn, ware het niet dat Dan Brown de kapel noemde in de climax van zijn bestseller Da Vinci Code. In het verhaal onderzoeken de hoofdpersonages, Robert Langdon en Sophie Neveu, een moord in het Louvre en volgen daarbij een reeks aanwijzingen om een mysterie te ontrafelen, waarbij ze naar Londen en vervolgens naar Rosslyn Chapel gaan. Naar schatting zijn er 81 miljoen exemplaren van het boek gepubliceerd, waardoor het een van de meest populaire aller tijden is.

In 2006 werd een film gemaakt, gebaseerd op het boek. De luchtfoto van de Kapel in de film was gebaseerd op een schaalmodel, speciaal gemaakt, omdat de Kapel zelf destijds in de steigers stond.

Relaties met de Tempeliers en Vrijmetselaars worden ook elders gesuggereerd (zie de Holy Blood and the Holy Grail). Ook de katholieke geheimzinnige Opus Dei en de Sion Priorij worden erbij gehaald.

Geschiedenis

De bouw van Rosslyn Chapel werd begonnen in 1446 door Sir William St Clair (ook wel Sinclair genoemd), baron van Rosslyn en prins van Orkney. Hij was van Zweedse afkomst.

De kapel was gewijd aan de apostel Matteus. Het stift voorzag in toelagen voor een proost, zes kanunniken en twee zangers. William overleed in 1484 en werd bijgezet in de onvoltooide kapel.
Zijn zoon Oliver volgde hem op als baron van Rosslyn. Oliver zette de bouw niet voort; hij voorzag enkel het reeds gebouwde koor van een dak.
In 1571 kon het stift de proost en kanunniken niet meer onderhouden, omdat de opbrengsten hem werden ontnomen door de aanhangers van de reformatie. De baron uit deze tijd, Oliver St Clair, bleef rooms-katholiek en kreeg meerdere malen de opdracht om de altaren uit de kapel te verwijderen. Eind augustus 1592 waren de altaren verwijderd; de kapel werd niet meer gebruikt voor religieuze vieringen en verviel.

Tijdens de burgeroorlog in 1650 vielen de troepen van Oliver Cromwell onder leiding van George Monck het nabijgelegen Roslin Castle aan; zij gebruikten Rosslyn Chapel als paardenstal.
Op 11 december 1688, vlak nadat de protestantse Willem III van Oranje Engeland was binnengevallen en de katholieke James II van Engeland had afgezet, trok een (protestantse) volksmenigte van Edinburgh  naar Rosslyn Chapel om alle rooms-katholieke meubels en versieringen te vernietigen. De kapel werd hierdoor beschadigd. De kapel bleef vervolgens weer verlaten tot 1736, toen James St Clair glasramen aanbracht en het dak en de vloer herstelde.
Verdere restauratiewerkzaamheden werden uitgevoerd aan het begin van de negentiende eeuw. In 1861 stond James Alexander, derde graaf van Rosslyn, toe dat de zondagse diensten werden hervat in de kapel. Op 22 april 1862 werd de kapel opnieuw ingewijd door de bisschop van Edinburgh.

Bouw

Rosslyn Chapel was bedoeld als een kruisvormige kapel met een centrale toren. Opgravingen in de  negentiende eeuw wezen uit dat de fundamenten van het schip nog 27,7 meter doorliepen vanaf de westelijke ingang, onder de latere doopkapel en het kerkhof door.
De kapel is oost-west georiënteerd. Door de westelijke deur komt men eerst de doopkapel in. Naar het oosten toe ligt het koor met een noord- en zuidbeuk, elk met een eigen ingang. Aan het oosteinde van het koor staat het altaar; erachter ligt de kapel van Onze Lieve Vrouw.
De kapel is in de zuidoostelijke hoek verbonden met de ernaast liggende sacristie.

Koor

Het interieur van Rosslyn Chapel is rijkelijk voorzien van stenen decoraties, veel ervan beelden Bijbelse  taferelen uit. Het tongewelf van het koor is verdeeld in vijf compartimenten, die respectievelijk versierd zijn met madeliefjes, lelies, bloemen, rozen en sterren. Op de tweede rib vanuit het oosten bevindt zich een uitstekende steen met daarop het wapen van de familie Sinclair.

In de noordelijke beuk staat in de noordwestelijke hoek de tombe van George, de vierde graaf van Caithness. Ten oosten van deze tombe ligt de vermoedelijke grafsteen van William St Clair, die in 1330 stierf in Spanje toen hij tegen de Moren vocht. Op de grafsteen staat een zwaard afgebeeld. Het centrale motief is een kruis, bestaande uit een cirkel met bloemen die een kelk of graal vormt, staande op een lange steel. Dit symbool wordt vaak geassocieerd met de Orde van de Tempeliers.

Een van de raamkozijnen in de zuidelijke beuk is versierd met figuren die volgens sommigen sterk lijken op maïs. Als dit maïs zou moeten voorstellen, is de vraag hoe men deze plant kende toen de kapel gebouwd werd. Maïs was een Amerikaanse plant en Amerika werd volgens de huidige inzichten pas op het eind van de vijftiende eeuw door de westerse samenleving ontdekt. Er bestaat een verhaal, dat Henry St Clair, Eerste Prins van Orkney, al in Amerika was geweest, lang voordat Christoffel Columbus het ontdekte. Dit verhaal wordt verteld in het Zeno Narrative, dat in 1558 anoniem in Venetië werd gepubliceerd. Het verhaalt hoe een zeevaarder genaamd Nicolo Zeno strandt in 1380 op het eiland Frislanda en wordt gered door de prins Zichmni, een grote heer van de eilanden Porlanda. Zijn broer Antonio voegt zich bij hen.

Uiteindelijk maken Antonio en Zichmni een grote reis naar de onbekende landen van Estotilanda en Drogeo in het verre westen. Ze komen niet verder dan Groenland, Engrouelanda
John Reinhold Forster was in 1784 de eerste om te beweren, dat deze Zichmni een verbastering was van de naam St Clair en dat het hier wellicht Henry St Clair betrof. Estotilanda zou volgens hem Amerika zijn en Henry St Clair zou in tegenstelling tot wat in het Zeno Narrative wordt verteld, daar zijn aangekomen.

In de zuidelijke beuk is op een architraaf2 de tekst te vinden uit Esdras (3:10-12 – Latijnse vertaling), een van de apocriefe boeken, namelijk: Forte est vinu. Fortior est rex. Fortiores sunt mulieres: sup[er] om[nia] vincit veritas. (Wijn is sterk. De koning is sterker. Vrouwen zijn nog sterker: de waarheid overwint alle.)

Lady Chapel

De kapel van Onze Lieve Vrouw, The Lady Chapel, is 4,6 meter hoog, 2,3 meter diep en is 10,7 meter breed. De Lady Chapel is rijkelijk voorzien van afbeeldingen van de green man (de groene man).

De Green Man decoratie in de Rosslyn Kapel

In de Lady Chapel is ook een reeks van zestien figuren te zien op de ribben van het gewelf, waarbij elk figuur wordt vergezeld van een skelet. Deze reeks van figuren staat bekend als ‘de dans van de dood‘ oftewel de danse macabre.

Apprentice Pillar

Richting de sacristie bevindt zich de Mason’s Pillar (Pilaar van de Metselaar), volgens zeggen het werk van een meestermetselaar. Het is een rijk versierde, rechte zuil. Er tegenover bij de trap naar de sacristie bevindt zich de Apprentice Pillar (Pilaar van de Leerling). Net als de andere pilaren in de kapel is de zuil 2,4 meter hoog. Deze zuil is echter rijkelijker versierd dan de andere, inclusief de Mason’s Pillar; zo zijn er stenen guirlandes als het ware om de zuil heen gewonden. Het voetstuk bestaat uit acht draken die elkaar vasthouden.
De overlevering, die in de achttiende eeuw is ontstaan, vertelt het verhaal van een meestermetselaar die het ontwerp van de stichter kreeg voor een prachtige zuil. De meestermetselaar durfde echter de pilaar niet te maken totdat hij in Rome het origineel had gezien. In zijn afwezigheid maakte zijn leerling echter de pilaar af. Bij zijn terugkomst ontstak de meestermetselaar in woede in plaats van trots te zijn op zijn leerling en doodde hij hem.

Sacristie

De sacristie is rechthoekig van vorm en is zo’n elf meter lang. Het plafond is voorzien van het wapen van de familie St Clair. In de zuidmuur bij het altaar bevindt zich een aumbry (een kast in de muur) en een piscina. Naast het altaar zijn de wapens aangebracht van de stichter en zijn vrouw Lady Margaret Douglas, die overleed in 1452. De sacristie heeft verder vrijwel geen versieringen.

Rosslyn Motet

In de kapel bevindt zich een versiering met ingewikkelde patronen, waaronder 213 kubusvormige ornamenten die uit pilaren en bogen van het tongewelf steken. Het is niet bekend of deze patronen een bepaalde betekenis hebben.

De figuren in de Lady Chapel die nog onbekende patronen voorstellen

Veel mensen hebben een interpretatie hieraan proberen te verbinden, maar er is geen enkele definitieve interpretatie algemeen aanvaard. Een recente poging is gedaan om deze patronen akoestisch te interpreteren. De motieven lijken wel wat op de geometrische patronen die optreden in trillende oppervlakken, volgens de interpretatie van Thomas en Stuart Mitchell. Zij hebben in deze patronen Chladni-patronen4 herkend en hebben een reconstructie gemaakt van een mogelijk lied (motet), dat deze figuren zou kunnen produceren.

Mythen

Rosslyn Chapel is door velen geassocieerd met de Orde van de tempeliers en/of de vrijmetselarij. De kapel wordt soms genoemd als een mogelijke locatie van de Heilige Graal. In fictie is dit bijvoorbeeld uitgewerkt in het boek De Da Vinci Code.

Tempeliers

In het jaar 1312 werd de Orde van de tempeliers ontbonden en de laatste grootmeester werd in 1314 geëxecuteerd. Rosslyn Chapel werd pas gebouwd in 1446. Er is geen geschreven historisch bewijs dat er een verband bestaat tussen de Tempeliers en Rosslyn Chapel. 

John Sleazer beschreef de kapel in zijn Theatrum Scotia in 1693, maar maakt geen enkele referentie naar de Tempeliers of vrijmetselarij.
Pater Richard Augustine Hay (1661-1736) transcribeerde alle bekende documenten van de familie St Clair. Hij vermeldde evenmin een verband met de Tempeliers of de vrijmetselarij. Ook de overlevering over de Apprentice Pillar noemde hij niet. Pas toen in 1774 bisschop Robert Forbes een gids over Rosslyn Chapel publiceerde, werd de overlevering vermeld. Ook Forbes meldde geen verband met de Tempeliers of de vrijmetselarij.

Er zijn wel verbanden te vinden tussen de familie St Clair en de tempeliers. 
Hugues de Payens, medeoprichter en eerste grootmeester van de Tempeliers tussen 1118 en 1136, was gehuwd met een Katherine St Clair. Verder waren twee leden van de familie St Clair grootmeester in de dertiende en veertiende eeuw. Aan het begin van de veertiende eeuw waren er tempeliers naar Schotland gevlucht in de hoop daar een veilige haven te vinden; Robert the Bruce3 was tenslotte geëxcommuniceerd door de paus. Er is echter zoals gemeld geen bewijs dat de Tempeliers banden hadden met de bouw van Rosslyn Chapel.

Robert the Bruce ofwel Koning Robert I van Schotland

Vrijmetselarij

Veel symbolen in Rosslyn Chapel worden verbonden met de vrijmetselarij. De vrijmetselarij begon echter in Engeland pas officieel in 1717, toen de Grand Lodge werd opgericht. De kapel was toen al lang gebouwd. Wel waren verscheidene hoofden van de familie St Clair in de achttiende eeuw Grand Master Mason of Scotland.


1 Een sticht of stift is een gebied waarover een abt, proost of een bisschop als heer/vorst wereldlijke zeggenschap had.

2 Een architraaf of epistyle is de onderste dragende balk in het hoofdgestel.

3 Robert I (1274–1329) was koning van Schotland van 25 maart 1306 tot zijn dood in 1329. Hij staat algemeen bekend als Robert the Bruce. Via zijn vader had Robert familiebanden met het vorige Schotse vorstenhuis. Roberts grootvader was troonpretendent tijdens het dispuut (1290-1292) over de Schotse troon.
De koning van Engeland Eduard I arbitreerde in deze kwestie en besliste in het voordeel van John Balliol die daarmee, tegen de wil van Robert en zijn aanhang, koning van Schotland zou worden. Toen Eduard steun vroeg van Balliol in zijn strijd tegen de Fransen, wisselde Balliol van kamp waarop Eduard, met de steun van Robert, Schotland binnenviel en Balliol in 1296 moest aftreden. Later steunde Robert de rebellie van William Wallace die door de Engelsen werd neergeslagen, maar zijn land werd niet geconfisqueerd. Hij werd benoemd tot guardian of Schotland (beschermer van Schotland). In zijn strijd om de Schotse troon vermoordde hij zijn rivaal John III Comyn in een kerk te Dumfries. Daarop excommuniceerde Paus Clemens V in 1306 Robert en de Engelse koning Eduard I verklaarde hem vogelvrij. Robert was niet onder de indruk en kroonde zichzelf op 25 maart datzelfde jaar tot koning. De excommunicatie maakte dat hij de pauselijke bevelen niet opvolgde inzake de Tempeliers. Deze kenden in Schotland een veilige haven.
In 1307 werd Robert afgezet door een Engels leger en op de vlucht gedreven. Zijn echtgenote en dochters werden gevangengezet en drie van zijn broers omgebracht. Robert bracht de winter door op het eiland Rathlin voor de Noord-Ierse kust. Hij keerde terug en slaagde erin militaire successen te behalen door onverwachts toe te slaan met kleine eenheden. Toen Stirling Castle, een Engelse voorpost in Schotland, bedreigd werd kon Eduard II, die intussen zijn vader was opgevolgd, niets anders dan de volledige kracht van het Engelse leger inzetten.
Robert voerde het Schotse leger aan en versloeg in de Slag bij Bannockburn in 1314 het veel grotere Engelse leger. Hij redde hiermee Schotlands onafhankelijkheid.
Robert viel hierop Engeland en Ierland binnen. In Ierland kon hij zijn broer Edward Bruce tot koning kronen in 1316. Deze onafhankelijkheid werd definitief vastgelegd in de Declaration of Arbroath in 1320, die in de vorm van een brief naar de paus was opgesteld. Paus Johannes XXII liet er zelfs de excommunicatie voor vallen. Uiteindelijk erkende Edward III van Engeland de Schotse onafhankelijkheid in het Verdrag van Edinburgh-Northampton in 1328.

4 Chladni patronen/akoestiek op een vierkant oppervlak:

Het zijn patronen, die ontstaan als een oppervlak dat met heel fijn en licht poeder, bijvoorbeeld zand, maar meestal lycopodiumpoeder, is bestrooid, in trilling wordt gebracht. Er staat dan een staande golf op het oppervlak, per definitie in eigenfrequentie. Het poeder verzamelt zich op de plekken waar het oppervlak niet beweegt, op de knopen, maar het poeder trilt weg van het oppervlak waar het wel beweegt, van de buiken, naar de knooplijnen. Knopen en buiken ontstaan typisch bij resonantie, wanneer er staande golven optreden.
Van resonantie is onder andere sprake bij klankkasten van muziekinstrumenten en bij gestemd slagwerk. Het verschijnsel is rond 1782 door Ernst Chladni ontdekt.

Er is een theorie dat Chladni mogelijk niet de eerste was, die deze patronen ontdekte. Thomas en Stuart Mitchell hebben de geometrische patronen in de kubusvormige ornamenten op de bogen van een tongewelf van de Rosslyn Chapel, geïnterpreteerd als dat het om Chladni-patronen zou gaan.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *