Tolerantie staat al een tijdje op gespannen voet met vrijheid van meningsuiting, en is daarom een onderwerp dat vandaag de dag maatschappelijk én filosofisch uiterst relevant is.
Open samenleving
In een open samenleving worden tolerantie en vrijheid van meningsuiting vaak gepresenteerd als kernwaarden die hand in hand moeten gaan. We willen een samenleving waarin mensen verschillend mogen zijn én hun mening mogen uiten en dat daarop tolerant wordt gereageerd. Maar in de praktijk botsen deze waarden regelmatig met elkaar.
Wanneer eindigt tolerantie, en waar begint het recht om, bijvoorbeeld, iets aanstootgevends te zeggen? En wat gebeurt er als tolerantie zich moet verdedigen tegen intolerantie? In een eerder bericht had ik het al over ideeën van de filosoof Popper over deze problematiek.
Waar gebben we het eigenlijk over?
Tolerantie
Tolerantie betekent het dulden van opvattingen, gedragingen of levensstijlen waarmee men het (mogelijk sterk) oneens is. Het is een actieve houding van leven en laten leven, ook al schuurt het.
Vrijheid van meningsuiting
Vrijheid van meningsuiting is het recht om je gedachten, gevoelens en standpunten publiekelijk te uiten, zonder angst voor vervolging of censuur. In veel democratische rechtsstaten is dit een grondrecht, maar zijn er uitzonderingen (zoals haatzaaien, oproepen tot geweld, en dergelijke).

Waar zit de spanning?
De spanning ontstaat zodra iemand zijn of haar vrijheid van meningsuiting gebruikt om anderen of groepen te bekritiseren, beledigen, kwetsen of zelfs ontmenselijken.
Dan wordt de vraag: moeten we dan alles maar tolereren in naam van vrije meningsuiting?
Deze kwestie raakt direct aan het beroemde paradox van tolerantie van de filosoof Karl Popper:
“Onbeperkte tolerantie leidt tot het verdwijnen van tolerantie.”
— Karl Popper, The Open Society and Its Enemies (1945)
Met andere woorden: als een samenleving geen grenzen stelt aan wat gezegd mag worden, dan kunnen haat en onderdrukking vrij spel krijgen — en verdwijnen de tolerante voorwaarden vanzelf.
Voorbeelden uit de praktijk
- Haatspraak op sociale media
Mensen die haatdragende taal gebruiken richting minderheden claimen vrijheid van meningsuiting, maar bedreigen daarmee het gevoel van veiligheid van anderen — wat leidt tot polarisatie en zelfcensuur. - Religiekritiek versus religieuze tolerantie
Cartoons of uitspraken die religies bekritiseren worden door sommigen gezien als vrije expressie, door anderen als onverdraagzaam of blasfemisch. - Academische vrijheid
Universiteiten worstelen met de vraag of omstreden sprekers moeten worden uitgenodigd (in het kader van vrije gedachtevorming) of geweerd (om kwetsende of polariserende boodschappen te voorkomen).
En specifieker:
In Nederland
1. Caroline van der Plas & boerenprotesten
Tijdens de boerenprotesten zijn verschillende politici, activisten en columnisten bekritiseerd — en soms bedreigd — vanwege hun uitspraken over stikstofbeleid.
2. Akwasi en zijn speech over Zwarte Piet (2020, nasleep tot nu)
Akwasi’s emotionele uitspraak tijdens een antiracismeprotest (“op 5 december trap ik Zwarte Piet op z’n gezicht”) leidde tot felle discussie. Voor sommigen was het een begrijpelijke metafoor; voor anderen opruiing of haatspraak. Het Openbaar Ministerie zag ervan af hem te vervolgen, wat weer tot publieke verontwaardiging leidde.
3. Ongehoord Nederland
Deze omroep wordt bekritiseerd vanwege het verspreiden van complottheorieën en discriminerende uitspraken. Toch blijft het, als erkende publieke omroep, aanspraak maken op zendtijd en publieke middelen.
In Europa
4. Frankrijk: Charlie Hebdo
Het Franse satirische blad blijft religieus extremisme en de islam bekritiseren met scherpe cartoons. In reactie daarop zijn meerdere aanslagen gepleegd, waaronder de moord op Samuel Paty, een leraar die de cartoons in de klas liet zien tijdens een les over vrijheid van meningsuiting.
5. Duitsland: Pegida en AfD
In Duitsland roept de rechtspopulistische partij AfD regelmatig verontwaardiging op met uitspraken over migranten, islam en “linkse elites.” Demonstraties van groepen als Pegida worden (juridisch) toegestaan, maar stuiten op hevig maatschappelijk protest.
Filosofisch perspectief
Deze voorbeelden maken duidelijk dat de grens tussen beschermen van vrije meningsuiting en het weren van schadelijke of onverdraagzame ideeën voortdurend onder spanning staat — en dat de context enorm belangrijk is. Er is geen universeel antwoord; elke casus vraagt om zorgvuldige afweging van juridische, morele en maatschappelijke belangen.
De spanning raakt aan twee opvattingen over vrijheid:
- Negatieve vrijheid (Isaiah Berlin1): vrijheid van inmenging. Je mag zeggen wat je wilt, zolang je anderen geen directe schade toebrengt.
- Positieve vrijheid: vrijheid tot ontplooiing. Een samenleving moet ook actief voorwaarden scheppen waaronder mensen zich vrij en veilig kunnen uitdrukken.
Te veel nadruk op negatieve vrijheid kan leiden tot het negeren van sociale machtsverhoudingen (zoals systemische uitsluiting). Te veel nadruk op positieve vrijheid kan leiden tot overbescherming en censuur.

Waar ligt de grens?
Vrijheid van meningsuiting is niet absoluut. In de meeste democratische samenlevingen zijn er juridische grenzen, zoals:
- Oproepen tot geweld
- Haatzaaien
- Smaad en laster
Maar ook buiten het juridische domein speelt ethiek een rol: wat is moreel verantwoord om te zeggen, zelfs als het legaal is? Hier ligt het terrein van maatschappelijke normen, media, opvoeding en cultuur. Maar dit kan alleen werken als die waarden door alle partijen worden onderschreven.
En in een multi-culturele samenleving?
In een multiculturele samenleving – zoals Nederland – leven mensen samen die verschillende culturele, religieuze en morele opvattingen hebben. Dit vergroot de kans op botsingen rond normen, waarden en vooral: de grenzen van tolerantie en vrijheid van meningsuiting.
Multiculturaliteit en botsende normen
In een monoculturele samenleving is er meestal één dominante normatieve orde. In een multiculturele samenleving is dat niet langer vanzelfsprekend:
- Sommige groepen hechten sterk aan vrijheid van expressie, zelfs als dat religieuze gevoelens kwetst.
- Andere groepen geven respect voor heilige symbolen of tradities prioriteit boven het absolute recht op vrije meningsuiting.
- Media, opvoeding en opvoedidealen verschillen: waar de een open debat en confrontatie leert, leert de ander respect en harmonie.
En dit alles vindt plaats binnen één publieke ruimte – scholen, internet, straat, politiek. Het kan niet anders dan dat dit spanningen oplevert.
Fundamentele spanning
De kernvraag is dan:
Hoe verenig je een rechtsstaat die vrijheid van meningsuiting garandeert met een samenleving waarin sommige burgers juist behoefte hebben aan bescherming tegen uitingen die zij als kwetsend of beledigend ervaren?
Drie visies
Er zijn momenteel drie visies op hoe om te gaan met die spanningen:
1. Liberale visie (vrijheid eerst)
- De staat moet zo veel mogelijk neutraliteit en ruimte bieden voor meningsuiting, ongeacht culturele gevoeligheden.
- Kritiek op religie, cultuur of gebruiken moet mogelijk blijven, ook als die voor sommigen beledigend is.
- Argumentatie: zonder botsing is er geen debat, en zonder debat is er geen vooruitgang.
Daar zit ook een risico aan vast: marginalisatie van minderheden die zich niet thuis voelen in die vrije maar confronterende publieke sfeer.
2. Communitaristische visie (sociale samenhang eerst)
- Meer aandacht voor onderlinge gevoeligheden, respect en gemeenschapszin.
- Pleidooi voor beperking van beledigende of polariserende uitingen, in het belang van sociale vrede.
- Argumentatie: vrijheid van meningsuiting is waardevol, maar niet absoluut.
Ook hier weer een risico: beperking van legitieme kritiek of satire, zelfcensuur, en erosie van open debat.
3. Deliberatieve visie (dialoog eerst)
- Stelt burgerlijke dialoog en wederzijds begrip centraal: verschillende groepen gaan met elkaar in gesprek over elkaars waarden.
- Vrijheid van meningsuiting is een startpunt, niet het eindpunt: het doel is beter samenleven, niet winnen van een debat.
- Bevordert culturele vertaling: hoe kunnen we elkaars gevoelens, gevoeligheden en idealen begrijpen?
Ook deze visie heeft een risico: vraagt veel tijd, inspanning en openheid van álle partijen – en dat is zelden vanzelfsprekend.
1 Isaiah Berlin, (1909-1997) was een Brits liberaal filosoof, politicoloog en deed onderzoek naar ideeëngeschiedenis. Berlin geldt als een van de belangrijkste politieke filosofen van de 20e eeuw. Bij zijn oratie ter aanvaarding van het hoogleraarschap aan de Universiteit van Oxford, in 1958, introduceerde hij het concept van ‘negatieve‘ en ‘positieve‘ vrijheid – gepubliceerd in boekvorm als Two Concepts of Liberty.